Vragen - jrg. 84-16

ds. Theo Niemeijer • 84 - 2008 • Uitgave: 16
A. G. te S. vraagt ons, waarom in de NBG-vertaling de zin “die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest” aan het einde van Romeinen 8:1 weggelaten is. De Statenvertaling en de King James vertaling hebben deze zin er wel achter staan.

Antwoord:
Het is bekend dat deze zin vanuit vers vier aan het eerste vers geplakt werd, maar in de oorspronkelijke tekst komt deze zin in dit eerste vers niet voor.


Er wordt door veel christenen onduidelijk gedaan over de Sabbat. Er wordt volgens mij maar al te gemakkelijk gezegd, dat we niet meer onder de wet zijn en we daarom de sabbat niet meer hoeven te houden. Zou ik uw mening hierover mogen horen? (S. L. te P.)

Antwoord:
Het wel of niet houden van de sabbat heeft al vele christenen verdeeld. Ook Paulus had er mee te maken. Er was toen ook al verdeeldheid onder de christenen uit de Joden en de christenen uit de heidenen. Na een belangrijke vergadering van de apostelen hierover in Jeruzalem sloot Jakobus, de oudste van de gemeente van Jeruzalem, af met de woorden: “Daarom ben ik van oordeel, dat men hen, die zich uit de heidenen tot God bekeren, niet verder lastig moet vallen, maar hun aanschrijven, dat zij zich hebben te onthouden van wat door de afgoden bezoedeld is, van hoererij, van het verstikte en het bloed” (Hand. 15:19-20).
De gemeente is niet een voortzetting van het Jodendom, maar een geheel nieuwe schepping, of zoals Paulus het zegt: ‘een nieuwe mens’ (Ef. 2:15).
De heidenen kenden de sabbat niet, omdat dit een afspraak was die de Here God met Zijn volk Israël gemaakt had. Jakobus legde het gebod om de sabbat te vieren dan ook niet op aan de christenen uit de heidenen. Op de vraag, wat de christenen uit de heidenen met al deze Joodse inzettingen moesten doen, was het antwoord van Paulus in één lijn met dat van Jakobus: “Laat u niemand blijven oordelen inzake eten en drinken of op het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbat, dingen die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest, terwijl de werkelijkheid van Christus is” (Kol. 2:16-17).
In Christus is de ware sabbat aangebroken, de volkomen rust in het volbrachte werk op Golgotha, waar Hij na zijn lijden uitriep: “Het is volbracht.” Daar brak na de zevende dag de achtste dag aan, het nieuwe begin, toen Hij op de eerste dag van de week uit het graf opstond.
In Leviticus 23 lezen we, dat de eerstelingsgarve (het eerste van de oogst) op de dag na de sabbat voor Gods aangezicht bewogen zou worden en dat zeven weken later, ook weer op de dag na de sabbat een nieuw spijsoffer als offer aan de Here gebracht moest worden, waarmee het Pinksterfeest zijn aanvang kreeg. Deze twee momenten zijn in Christus werkelijkheid geworden toen hij op de eerste dag van de week, op de dag na de sabbat, als eersteling uit de doden opstond en vijftig dagen later, ook weer op de eerste dag van de week, op het Pinksterfeest, de Heilige Geest in het hart van de gelovigen uitstortte, waardoor de gemeente (de nieuwe mens) geboren werd. Heel begrijpelijk is het dan ook dat deze eerste dag van de week vanaf het begin van de gemeente voor de christenen een bijzondere dag gebleven is. Dit werd niet pas de ‘samenkomstdag’ voor de christenen toen keizer Constantijn in de vierde eeuw na Chr. deze dag als ‘Zondag’ zodanig instelde. Het is bekend, dat de christenen al lang voor die tijd op de eerste dag van de week hun ‘onderlinge bijeenkomsten’ hielden. Zo lezen we onder andere dat de broeders en zusters in Troas op de eerste dag van de week samenkwamen om het brood te breken en in 1 Korinthiërs 16:2 de broeders en zusters de opdracht kregen om op elke eerste dag van de week naar vermogen een offergave opzij te leggen voor de collecte die voor Jeruzalem bestemd was.
In het kader van deze vragenrubriek kan ik onmogelijk alles aanvoeren wat voor de behandeling van dit onderwerp relevant is. Toch wil ik het hierbij laten met alleen nog de woorden van Jakobus en Paulus te herhalen: “Val hen niet lastig en… laat niemand u blijven oordelen…”


Graag zou ik meer willen weten over kinderen aan het avondmaal. Zelf ben ik er geen voorstander van, maar hoe onderbouw je je mening? (J. v.d. H. te A.)

Antwoord:
De Israëlieten hadden van God de opdracht gekregen om de gebeurtenissen rond hun bevrijding uit Egypte en de intocht door de Jordaan bij Jericho aan hun kinderen uit te leggen. Bij de bevrijding uit Egypte werd het Pascha gevierd, waarbij het Paaslam werd geslacht en het bloed aan de deurposten gesmeerd. Bij de Paasmaaltijd werd dit alles aan de kinderen uitgelegd (Ex. 13:8,14). Bij de doortocht door de Jordaan werden 12 stenen op de oever van de Jordaan als een gedenkteken opgericht, speciaal om aan de kinderen te kunnen vertellen wat zich toen voltrokken had (Joz. 4:6,20-24). Bij de doortocht door de Jordaan liet het volk de woestijn achter zich en trok het nieuwe, beloofde land binnen. Ze hadden ook twaalf stenen in de bedding van de Jordaan opgericht, waarmee het ‘oude leven’ onder het water begraven werd.
Deze twee gebeurtenissen worden in de gemeente gesymboliseerd door Avondmaal en Doop. Het zijn de twee sacramenten die de protestantse kerk kent. Bij het Avondmaal staat het Paaslam dat geslacht is centraal en bij de doop, de doortocht door de Jordaan, waarbij men het oude leven in de ‘Jordaan’ begraaft en het nieuwe leven binnengaat.
Doop en Avondmaal zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Wanneer men belijdt door het Paaslam verlost te zijn, dan is het voor de hand liggende vervolg, het door de Jordaan binnengaan van het leven in overvloed, waarbij we in de doop de oude mens begraven en in Zijn opstanding opstaan in nieuwheid des levens. Hoewel het in het Oude Testament voor het gehele volk gold, waarbij oud en jong het Paaslam at en allen door de Jordaan trokken, ligt het voor de gemeente toch wel wat anders. God had met het gehele volk Israël een verbond gesloten, waar oud en jong bij inbegrepen waren. Bij dit volk Israël hoorde je door natuurlijke geboorte. Bij de gemeente is het echter wel heel anders. Daar hoor je niet automatisch bij omdat je ouders er nu ook eenmaal er bij horen. Om bij de gemeente te behoren, zal een persoonlijke beslissing genomen moeten worden en dat geldt ook voor de Doop en het Avondmaal. Belangrijk is het om onze kinderen te onderrichten over de Doop en het Avondmaal, maar zover ik de Schrift versta, is deelname aan Doop en Avondmaal alleen voor hen, die de Here Jezus persoonlijk kennen als hun Heiland en Heer. In 1 Korinthiërs 11:29 wordt door Paulus heel duidelijk gesproken over een goed onderscheidingsvermogen betreffende het deelnemen aan het Avondmaal. Van volwassenen mag verwacht worden dit onderscheidingsvermogen te hebben, van kleine kinderen kunnen we dit nog niet verwachten.

Ds. Theo Niemeijer