Vragen - jrg. 84-21

ds. Theo Niemeijer • 84 - 2008 • Uitgave: 21
U schrijft dat er na de opname van de gemeente drie oordelen plaatsvinden, namelijk de beoordeling van de gemeente voor de rechterstoel van Christus (2Kor. 5:10), het volkerenoordeel op de troon zijner heerlijkheid (Matt. 25:31-46) en het laatste oordeel op de grote witte troon (Op. 20:11-15). Wanneer vindt dan de bruiloft des Lams plaats? (D. V. te A.)

Antwoord:
Over het vieren van de bruiloft des Lams lezen we pas in Openbaring 19:6-9, dus aan het einde van de grote verdrukking. De troonbestijging van de Here Jezus als de Koning der koningen en de bruiloft des Lams zullen dan samenvallen. De gemeente zal dan als de vrouw van het Lam met Christus op de troon zitten om met Hem te regeren.
Aan het einde van de grote verdrukking zal het volk Israël de Here Jezus ontmoeten en Hem herkennen als hun Messias. Het zal net zo gaan als de ontmoeting van Jozef met zijn broeders, die als gevolg van een periode van zeven jaar hongersnood plaatsvond. De broers, die Jozef eens verworpen hadden, ontmoetten hem opnieuw als koning in Egypte met Asnat, de dochter van Potifera, een heidense vrouw, naast hem op de troon. Zo zal ook het broedervolk van de Here Jezus Hem ontmoeten met een heidense vrouw - de gemeente - naast Hem op de troon.
In Matteüs 22:1-14 lezen we over de uitnodiging tot het bruiloftsfeest, waar de genodigden niet wilden komen. In Openbaring 19 wordt het volk Israël opnieuw uitgenodigd om dit feest mee te maken en dan zullen ze allemaal komen, samen met alle oudtestamentische gelovigen en ook alle martelaren die gedurende de grote verdrukking tot geloof gekomen zijn.


Heeft de kerk zich in de loop der tijden niet veel te ver verwijderd van het Joodse volk en heeft de leer van de drie-eenheid daar niet ernstig aan bij gedragen? We lezen toch in Gods Woord dat Hij de vrede is en een wereldwijde vredesbeweging op gang gebracht heeft. Deze vredesbeweging werd op gang gebracht door de geschiedenis van God met Israël, waarna de Zoon van God de vrede tot stand gebracht heeft en ten slotte de Geest van God de vrede in ons hart legt. Dan moeten we als kerk toch niet in het huis naast de synagoge samenkomen, maar juist de eenheid met het Joodse volk zoeken en belijden? (B. d. W. te A.)

Antwoord:
Over het huis naast de synagoge wordt al in Handelingen 18:7 gesproken. Het was het huis van Crispus, de overste van de synagoge die zijn huis openstelde voor Paulus om daar samenkomsten te houden. Nadat de Joden in de synagoge het evangelie dat Paulus verkondigde, verwierpen en in de synagoge verder geen plaats meer was voor de verkondiging van Jezus de gekruisigde, zette Paulus zijn werk nog anderhalf jaar voort vanuit het huis naast de synagoge. Het waren de jaren die de basis legden voor de gemeente in Korinthe. Vanaf het begin maakt Gods Woord ons duidelijk dat de gemeente niet een voortzetting van Israël is. De Here Jezus is als de goede Herder gekomen om Zijn schapen naar buiten te leiden (Joh. 10:3), weg uit de Judeïstische doolhof van schijnheiligheid en van wetten en geboden, naar de vrijheid. Zoals de blindgeborene die in Johannes 9:34-35 de synagoge uitgeworpen werd, maar liefdevol door de Here Jezus opgevangen werd, zo volgden er nog velen. Het woordje ‘Exballo’ dat we in Johannes 10:3 tegenkomen heeft de letterlijke betekenis van ‘het naar buiten drijven, werpen’, dus met geweld naar buiten brengen. Petrus vermaande de Joden om zich te laten behouden ‘uit’ dit verkeerde geslacht (Hand. 2:40). De gelovigen die zich bij de gemeente aansloten werden uit de synagoge verbannen en hadden daar niets meer te zoeken.
Hoe moeten we dan Efeziërs 2:11-22 verstaan, waar we kunnen lezen dat de Here Jezus Joden zowel als heidenen tot één lichaam verbonden heeft. De meeste vergeten dat het hier om gelovige Joden en gelovige heidenen gaat. Er staat hier niet dat de gemeente en het volk Israël tot één lichaam verbonden zijn, maar de gelovigen uit Israël vormen samen met de gelovigen uit de heidenen één lichaam. Dat was voor de Jood heel wat, om samen met bekeerde heidenen aan één tafel te zitten en het avondmaal te vieren. Door alle wetten en geboden was er een enorme kloof tussen Israël en de omringende volkeren ontstaan. Nu door het werk van Christus op Golgotha zijn al deze inzettingen, wetten en geboden, buiten werking gesteld, waarmee de tussenmuur weggebroken is. De scheiding tussen gelovige Joden en gelovige heidenen werd dus in Christus weggenomen.
De gemeente wordt in dit gedeelte trouwens ‘Eén Nieuwe Mens’ genoemd, niet een beetje Joods, niet een beetje heidens, maar helemaal anders, helemaal nieuw. Handelingen 15 maakt ons duidelijk, dat gelovigen uit de heidenen zich niet ‘joods’ behoefden te gedragen en evenmin allerlei joodse leefregels zoals de feestdagen, spijswetten en de sabbatsviering behoefden te onderhouden. Gelovigen uit Israël leven nog wel vaak volgens deze regels, maar volgens onder andere de Hebreeën- en de Galatenbrief, is dit niet meer noodzakelijk. Al deze oudtestamentische inzettingen en geboden zijn in Christus ‘buiten werking gesteld’, hebben we net gelezen en behoeven niet meer nageleefd te worden.
Straks, als de gemeente voltallig is en opgenomen zal worden, pakt de Here God de draad met Zijn aardse verbondsvolk Israël weer op. Dan zal de Here hier op aarde tot Zijn doel komen met Zijn verbondsvolk en de beloften, aan de vaderen gedaan, zullen dan uiteindelijk pas vervuld worden. Laat het duidelijk zijn, dat er op dit moment een groot onderscheid bestaat tussen de gemeente van Christus en het aardse volk Israël, dat momenteel nog voor het grootste deel in ongehoorzaamheid en ongeloof leeft of een religie buiten Christus om nastreeft.

ds. Theo Niemeijer