Vragen - jrg. 84-23

ds. Theo Niemeijer • 84 - 2008 • Uitgave: 23
Vragen

In Exodus 20:4-6 worden we in de wetgeving opgeroepen om geen gesneden beelden te maken. Hoe moet ik dat nu zien? Overal ter wereld worden beelden gemaakt. Zelfs de paus kuste het beeld van Maria. Veel mensen vinden het een prachtige hobby om beelden te maken. Een kennis van mijn zoon kreeg onlangs een boeddhabeeldje van haar moeder. Hoe moet mijn zoon haar duidelijk maken dat dit tegen Gods Woord is? (H. v.d. G. te ?)

Antwoord:
Het is nog maar de vraag of de Here bedoelt of we in het geheel geen beelden mogen maken. Sommigen gaan zelfs zo ver, dat fotograferen verboden wordt. Wanneer we Exodus 20:4-6 lezen, wordt ons al gauw duidelijk dat het hier om afgodsbeelden gaat, die met het doel van aanbidding gemaakt worden: “Gij zult u voor die niet buigen, noch dienen; want Ik de Here, uw God, ben een naijverig God…”
Een boeddhabeeldje hoort duidelijk bij de afgodsbeeldjes waarvoor Gods Woord ons waarschuwt. Ook al zul je er zelf niet voor knielen om het te aanbidden, haal je met zo’n beeldje, dat vaak als souvenir wordt meegenomen, wel een afgod in huis. Hoe onschuldig het ook lijkt, je maakt ruimte voor afgoden in je leven!
Niet elk beeld is een afgodsbeeld. Er zijn prachtige kunstwerken die je mag bewonderen, net zoals schilderijen en mooie muziek te bewonderen zijn. Zodra het echter tot afgoderij voert, zullen we afstand moeten nemen, ongeachte of het hier om een beeld, schilderij, muziek of enig andere vorm van kunst handelt.


Hoe kunnen de gelovigen uit Openbaring 20:4-6 deelhebben aan de eerste opstanding en geweigerd hebben het beest te aanbidden en daarom onthoofd zijn? De eerste opstanding zou toch vooraf gaan aan de grote verdrukking en het beest? (R. P. te V.)

Antwoord:
De eerste opstanding, waarover in bovenstaand gedeelte gesproken wordt, begint met de opstanding van de Eersteling, Christus. Daarna zal de ‘gemeente der eerstelingen’ bij de opname van de gemeente opstaan en als laatste zullen ook de gelovige martelaren uit de grote verdrukking opstaan. In deze drie fasen verloopt de eerste opstanding. Met de opstanding van de martelaren uit de grote verdrukking eindigt de eerste opstanding. De daaropvolgende - en tevens laatste opstanding - wordt in Openbaring 20:11-15 beschreven, waar we kunnen lezen dat de zee, de dood en het dodenrijk hun doden vrijgaven, zodat zij voor de grote witte troon kunnen verschijnen om veroordeeld te worden.
De eerste opstanding wordt ook wel de opstanding ten leven of de opstanding ‘van tussen uit de doden’ genoemd, terwijl de tweede opstanding de opstanding ten oordeel of de opstanding ‘van de doden’ genoemd wordt.
In Openbaring 20:4 staat uitdrukkelijk over de opstanding van de gelovige martelaren uit de grote verdrukking: ‘en zij werden weder levend.’ Het gaat hier dus duidelijk over de opstanding van de martelaren uit de grote verdrukking en niet over de opstanding van de gemeente, want die is kennelijk op een ander tijdstip opgestaan, bij de opname, voorafgaand aan de grote verdrukking.


In 1 Koningen 15:2 wordt Maäka, de dochter van Abisalom (Absalom) de moeder van Abiam, de koning van Juda, genoemd. In 1 Koningen 15:10 wordt Maäka echter ook de moeder van Asa, de zoon van Abiam, genoemd. Dan zouden moeder en zoon getrouwd moeten zijn? (A. v. M. te C.)

Antwoord:
De meeste verklaringen gaan er van uit, dat het in 1 Koningen 15:10 niet om de moeder maar om de grootmoeder van Asa gaat. Het komt wel meer voor in de Bijbel dat de grootmoeder als moeder aangesproken wordt.


Is het nog nodig dat er een tempel in Jeruzalem herbouwd zal worden. Het offer van de Here Jezus maakt alle offers toch overbodig? (P. W. te B.)

Antwoord:
In de tempel werden niet alleen offers voor de vergeving van zonden gebracht. Er werden ook lof- en dankoffers gebracht. In de tempel werd in de tempelzangen God groot gemaakt en werd onderwijs gegeven aan het volk. Met name was het de plaats om God te ontmoeten.
In het vrederijk zal dit in de tempel te Jeruzalem plaatsvinden. Vóór het vrederijk zal er echter ook een tempel in Jeruzalem staan, maar dit zal de tempel zijn waarin de antichrist zich zal laten aanbidden en een ‘gruwel der verwoesting’ zal oprichten. Het zal een plaats van vreselijke godslastering worden. We lezen echter dat Hij bij Zijn komst de dorsvloer (de plaats waarop de tempel gebouwd is) geheel zal zuiveren en reinigen (Matt. 3:12), voordat de heerlijke tempel, beschreven in Ezechiël 40 en 41 gebouwd zal worden.
De offers die in deze heerlijke tempel gebracht zullen worden, zullen niet meer nodig zijn om tot vergeving van zonden te dienen. Ze zullen tot gedachtenis van het ware Lam gebracht worden en als dankoffers Hem aangeboden worden. Deze dankoffers bestaan niet alleen uit dieren, maar ook uit de opbrengst van het land, zoals de spijsoffers.
Na het vrederijk, als er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zullen zijn, dan zal er ook geen tempel meer zijn als Gods woonplaats op aarde (Op. 21:22). We lezen daarover, dat Hij Zelf bij de mensen zal zijn, waarmee de tempel overbodig zal zijn.


We verheugen ons over de boodschap van de opname van de gemeente. Tegelijk zijn we bezorgd om onze kinderen van 11 en 12 jaar. Ze hebben nog geen beslissing voor de Here Jezus gemaakt. Hoe gaat het dan met hen, na de opname? (B. te B.)

Antwoord:
We lezen in de evangeliën dat de Here Jezus regelmatig aan kinderen aandacht schonk. In Matteüs 18:6 spreekt Hij over ‘één dezer kleinen die in Mij geloven’. Je vraagt je dus af, hoe oud je moet zijn om te kunnen geloven. De Bijbel leert ons, dat je al heel jong tot het geloof in de Here Jezus kunt komen. Natuurlijk hoef je dan niet alle theologische vraagstukken te kennen. Maar al heel vroeg kan en zal een kind begrijpen wat het betekende dat de Here Jezus voor al onze zonden de straf gedragen heeft. Belangrijk is het dat ouders op een heldere en eenvoudige manier hun kinderen het evangelie uit kunnen leggen. Helaas ontbreekt het daar bij veel ouders aan. Kunnen wij nog op een heldere manier het evangelie aan onze kinderen uitleggen en hebben we de visie en het verlangen en de tijd om hen tot Christus te leiden? Er zijn vele voorbeelden van grote Godsmannen en vrouwen, die al op hele jonge leeftijd hun hart voor de Here Jezus geopend hebben. Je kunt er nooit te vroeg mee beginnen. Zelfs met - en voor - pasgeboren baby’s mogen we bidden en hen vanaf het prilste begin bij onze hemelse Vader brengen. Wij moeten ons niet bezighouden hoe het gaat met hen, die geen kans of mogelijkheden gehad hebben om bewust te kiezen. Dat is Gods zaak en Hij wil niet dat er iemand verloren gaat, maar dat allen behouden worden. Is dat niet geruststellend? We mogen hen aan Hem overgeven.

Ds. Theo Niemeijer