Vragen - jrg. 84-24

ds. Theo Niemeijer • 84 - 2008 • Uitgave: 24
Vragen

Mijn man en zijn gezin zijn een aantal jaren geleden naar Spanje verhuisd. Na veel narigheid meegemaakt te hebben in een gemeente in Nederland, hebben ze uiteindelijk daar in Spanje het geloof vaarwel gezegd en ook geen gemeente meer in Spanje gezocht. Het gezin van mijn zoon hield met God geen rekening meer en leefde er maar op los. De kleinkinderen gingen ongehuwd samenwonen en leefden in zonde.
Nu is mijn schoondochter ontrouw geworden in haar huwelijk en heeft alles achtergelaten voor de liefde van een ander. Ze zegt nog steeds veel om mij, als moeder te geven. Ik heb haar duidelijk op haar fouten gewezen en het als zonde benoemd. Ze weet dat ze in zonde leeft, maar wil niet vertellen wat ze allemaal met mijn zoon meegemaakt heeft. Als ze naar Nederland komt, mag ik haar dan nog wel ontvangen? Stem ik dan niet in met haar gedrag? (K. B. te A.)


Antwoord:
Het gaat hier niet om een eenvoudige vraag. Als het om hoererij gaat, dus iemand leeft met de vrouw van een ander, dan is Paulus duidelijk: “Doet, wie niet deugt, uit uw midden weg” (1Kor. 5:13). Zo behoort het wel in de gemeente te gaan, maar gaat dit ook zo in het gezin? Ik denk het niet. God heeft ons voor ons leven kinderen toevertrouwd, waar wij ons verantwoordelijk voor mogen voelen. Daar mogen ook de schoonkinderen bij gerekend worden. Het feit dat u haar duidelijk gemaakt hebt dat u het niet eens bent met haar handelswijze, betekent nog niet dat u helemaal niets meer met haar te maken wilt hebben. Je kunt iemands daden afwijzen en toch nog van deze persoon blijven houden. Het betekent niet dat u het dan ook eens bent met haar handelswijze. Van de Here Jezus lezen we, dat Hij bij tollenaren en zondaars aan tafel zat te eten. Inderdaad, de omstanders dachten al gauw dat Hij het met deze zondaren eens was, maar dat was niet het geval. Hij was daar als hun Heiland. Ze hadden Hem zo nodig. Misschien heeft uw schoondochter u meer dan ooit nodig. Het zou niet goed zijn voor haar de deur te sluiten. Zonder het met haar daden eens te zijn, zou ze welkom moeten zijn en natuurlijk ook uw kleinkinderen en zoon. Misschien is het wat moeilijk, om haar nieuwe ‘man’ te ontmoeten. Een liefdevolle schoondochter zal hier begrip voor op kunnen brengen. Daar is tijd en heel veel begrip voor nodig. Door een harde houding hierin zijn zoveel ouders hun kinderen voorgoed kwijt geraakt. Iets wat helemaal niet nodig zou moeten zijn, als je maar eerlijk tegenover elkaar wilt en kunt zijn en elkaar kunt vertellen wat je hierin dwars zit.
Nogmaals, maak onderscheid tussen het verwerpen van iemands daden en het verwerpen van de persoon. Dan komt u een heel eind verder. En nogmaals, uw schoondochter heeft u misschien meer nodig dan u denkt.


Doen we er wel goed aan om Joden te helpen naar hun eigen land terug te keren? Leert de Bijbel ons niet, dat de Here Zelf Zijn volk thuis zal brengen? Lopen we hiermee de Here niet voor de voeten? (M. A. te R.)

Antwoord:
De Bijbel leert ons dat het volk Israël in hun eigen land nog een zware tijd tegemoet zal gaan. In de Grote Verdrukking zullen ze door alle volkeren gehaat worden door een toenemend antisemitisme, dat uiteindelijk in de slag bij Harmagedon zal eindigen. We brengen ze dus niet naar een land waar het voor altijd vrede zal zijn, maar juist in een land waar het de laatste zeven jaar vóór het vrederijk erom zal spannen! Daarnaast leert Gods Woord ons dat de Here God de verdreven Joden naar hun eigen land terug zal brengen. Denk hier bijvoorbeeld aan het vers uit Jeremia 16:15 “Ik zal hen terugbrengen in het land dat Ik aan hun vaderen gegeven had.”
Maar wat betekent deze uitdrukking ‘Ik zal’. Moeten wij dan met onze armen over elkaar afwachten en toekijken? Toen de Here Jezus zei: “Ik zal mijn gemeente bouwen”, betekende deze uitspraak dat wij niets meer behoefden te doen? Iemand zei eens: “Wij kunnen niets zonder God doen en Hij doet ook niets zonder ons!” Hij schakelt ons in voor het machtige werk, dat Hij door ons heen wil doen. Het volkerenoordeel in Matteüs 25:31-46 laat ons zien, dat God van ons verwacht Zijn uitverkoren volk te ondersteunen… in de gevangenis, in hongersnoden, in naaktheid, in gevangenschap, enzovoorts. Aan Abraham werd reeds gezegd: “Wie u zegent zal Ik zegenen, wie u vervloekt zal Ik vervloeken.” Zacharia had dan ook niet zomaar gezegd, dat wie het Joodse volk aanraakt, Zijn oogappel aanraakt (2:8).
Natuurlijk worden we opgeroepen om Gods uitverkoren volk lief te hebben, maar niet te aanbidden! We kunnen hierin doorslaan en daar moeten we voor waken!
De grootste gave die Joden kunnen ontvangen is het eeuwig heil in de Here Jezus. Ook al is er vandaag nog steeds een bedekking over dit volk, mogen we Paulus’ voorbeeld volgen om juist ‘enigen uit hen’ voor Christus te winnen. Vooral de laatste tijd zien we de bedekking steeds verder van hen afvallen, waardoor ongekende mogelijkheden ontstaan om Israëliërs voor Christus te winnen. Met name als Joden zelf bezig zijn hun volksgenoten voor Christus te winnen, zal dit ons moeten aanspreken om hen daarin te ondersteunen. Het is een afweging, die ieder persoonlijk moet maken. We mogen onze liefde en verbondenheid aan Gods uitverkoren volk tonen door het allerbelangrijkste met hen te delen, namelijk hun Messias Jezus, maar daarnaast zeker niet vergeten om op vele andere manieren daadwerkelijk naast Israël te staan.

ds. Theo Niemeijer