Vragen - jrg. 85-01

ds. Theo Niemeijer • 85 - 2009 • Uitgave: 1
Vragen

In Matteüs 27:44 en Marcus 15:32 lezen we dat beide rovers die met de Here Jezus gekruisigd werden Hem lasterden en uitscholden. In Lucas 23:42 lezen we echter, dat één van de rovers aan de Here Jezus vraagt hem te gedenken. Spreekt dit elkaar tegen of is er meer aan de hand? (W. K. te V.)

Antwoord:
Gedurende de tijd dat de rovers aan het kruis hingen, is één van beide rovers tot inkeer gekomen. Hij zal opgemerkt hebben dat de Here Jezus heel anders leed dan zij. Hij zweeg en bad zelfs om vergeving voor hen die Hem lasterden. Hij moet wel opgemerkt hebben dat de Gekruisigde naast hem daar onschuldig hing. Lucas laat ons zien dat hij tot inzicht is gekomen van het volgende:
1. dat God gevreesd dient te worden (23:40);
2. de overtuiging va hun eigen schuld en verdiende oordeel (23:41);
3. de onschuld van de Here Jezus (23:41);
4. dat de Here Jezus de hemels Koning was (23:42);
5. dat er leven na de dood is (23:42).
Zo geloven we, dat deze rover aan het einde van zijn leven nog tot het geloof in de Here Jezus gekomen was, Die hem beloofde nog op diezelfde dag met Hem in het paradijs te komen. Wat werd het sterven van deze rover daardoor geheel anders dan het sterven van de ongelovige rover. Zelfs toen Hij die naast hem eerder stierf, wist hij dat hij Hem spoedig zou volgen naar het hemelse paradijs. Wat een troost! Zo werd de Here Jezus de vervulling van Jozef, die in de gevangenis tussen twee misdadigers, de bakker en de schenker van de farao in stond. De bakker kreeg van Jozef de boodschap dat hij zou moeten sterven, de schenker kreeg van Jozef de boodschap dat hij in leven zou blijven. In vele facetten lijkt het leven van Jozef op dat van de Here Jezus, vandaar dat de Here Jezus over het Oude Testament zei, dat het over Hem getuigt.


In 1 Korinthiërs 15:24-28 lezen we over het moment, waarop de Here Jezus het koningschap aan de Vader overdraagt en waarop ook Hijzelf Zich aan de Vader zal onderwerpen, ‘opdat God zij alles in alles.’ De Zoon van God is toch ook God Zelf. Hoe zit dat dan? (A. S. te D.)

Antwoord:
Toen de Here Jezus hier op aarde leefde, was Hij volkomen mens, alsof Hij alleen maar mens was, maar tegelijkertijd volkomen God, alsof Hij ook alleen maar God was. Op aarde heeft Hij als Mensenzoon het werk volbracht, wat voor ons als mensen door de zondeval onmogelijk geworden was. Hij kwam om het werk te volbrengen dat de Vader Hem opgedragen had te doen (Joh. 17:4).
Dit verlossingswerk moest uiteindelijk resulteren in het feit dat:
• de mens volkomen vergeving van de zonden ontvangen zou;
• Gods doel voor de mens bereikt kon worden;
• wedergeboorte tot een nieuwe schepping mogelijk werd;
• de relatie tussen God en mens hersteld werd;
• de satan overwonnen werd.
God de Vader had dit plan al van voor de grondlegging van de wereld klaarliggen. Zijn Zoon heeft het werk daadwerkelijk uitgevoerd en de Heilige Geest heeft er het leven aan gegeven. Door het sterven van de Zoon werd op Golgotha het fundament voor dit verlossingswerk gelegd, door Zijn opstanding werd dit werk door God bevestigd en bekrachtigd en bij Zijn hemelvaart bracht de Zoon het volbrachte offer in het hemels heiligdom waardoor Hij een eeuwige verlossing verwierf (Hebr. 9:12), waarmee het verlossingswerk ‘in werking trad’. Pas wanneer de Zoon het oordeel, dat God de Vader in de handen van Zijn Zoon gegeven heeft, over satan geveld heeft - die dan voor eeuwig zal verdwijnen in de poel des vuurs - en Hij het oordeel op de witte troon over de onrechtvaardigen uitgesproken heeft, waarna deze aarde plaats zal maken voor de nieuwe hemel en de nieuwe aarde is het verlossingswerk voorgoed voleindigd. Dan, op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, wordt er niet meer gesproken over de Vader of over de Zoon, maar alleen nog maar over God. De uitdrukkingen Vader en Zoon hadden te maken met het proces van de verlossing. Na de voleinding van het verlossingwerk zijn Vader, Zoon en Heilige Geest, de Drie-in-Eén, de almachtige eeuwige God. Natuurlijk zijn er zaken die voor ons nog verborgen zijn en dan pas openbaar zullen worden. Uiteindelijk zal alles leiden tot het eeuwige koningschap van God, Die van eeuwigheid tot eeuwigheid Koning is.


In 1 Korinthiërs 7:14 wordt gesproken over de ongelovige partner die in zijn gelovige partner geheiligd is en de ongelovige kinderen die in hun gelovige ouders geheiligd zijn. Wat betekent dit? (G. V. te S.)

Antwoord:
Het betekent niet dat de ongelovige partner door de gelovige partner behouden is, of de ongelovige kinderen door het geloof van hun ouders gered zijn. Men wordt alleen gered door het persoonlijke geloof in de Here Jezus Christus. Paulus bedoelt hiermee te zeggen dat een gelovige partner zich niet behoeft te laten scheiden van een ongelovige partner, want door de gelovige partner heeft God belooft ook dit huwelijk te zullen zegenen. Belangrijk is het echter dat hier uitgegaan wordt van een bestaand huwelijk, waarvan één van de partners tot geloof gekomen is en de ander ongelovige blijft. De Bijbel is er duidelijk over dat het aangaan van een huwelijk met iemand die niet gelooft, lijnrecht ingaat tegen Gods Woord! (zie 2Kor. 6:4-18). Ook de ongelovige kinderen mogen hun plek hebben binnen het gezin van gelovige ouders. Door de gelovige ouders wil God dit gezin zegenen, wat de ongelovige kinderen zeker zullen merken.


Wanneer vindt de strijd van Gog en Magog plaats? Is er na de opname van de gemeente nog een mogelijkheid tot bekering? (U. H. te H.)

Antwoord:
Over Gog en Magog wordt o.a. in Ezechiël 38 en Openbaring 20 gesproken. Er wordt een enorme oorlog onder leiding van de antichrist tegen Israël gevoerd aan het einde van de grote verdrukking, die de slag van Harmagedon genoemd wordt, waarbij de Here Jezus terug zal komen om voor Zijn volk Israël te strijden en de antichrist samen met de valse profeet in de poel des vuurs geworpen wordt (Op. 16:16 en 19:19-21).
Na het Messiaanse vrederijk zal er echter nog een kort moment aanbreken waarin de satan losgelaten wordt om alsnog grote massa’s mensen op de been te brengen om tegen Jeruzalem te strijden. Dit wordt ook wel de eindstrijd der volkeren genoemd.
Onder aanvoering van Gog en Magog zullen de volkeren komen, waarna de Here voor altijd een einde maakt aan deze menselijke opstand en satan in de poel des vuurs zal werpen (zie Op. 20:7-10). De strijd van Harmagedon is dus voor het Messiaanse vrederijk, de strijd van Gog en Magog daarna.
De uitdrukking Gog en Magog heeft te maken met een verzamelnaam van al de menselijke opstand tegen God.

ds. Theo Niemeijer