Vragen - jrg. 85-10

ds. Theo Niemeijer • 85 - 2009 • Uitgave: 10
Beste abonnees,

Er komen de laatste tijd heel veel vragen binnen. Met name omdat het via ons mailadres nog gemakkelijker is om vragen te stellen, neemt het aantal onbeantwoorde vragen erg toe. Daarom is het goed om de ‘spelregels’ van de vragenrubriek nog even aan u door te geven:
• De vragenrubriek is geen discussierubriek waarin eindeloos over bepaalde thema’s gediscussieerd wordt. Natuurlijk zijn reacties op gegeven antwoorden welkom, maar daar wordt in de regel verder niet op gereageerd.
• Er komen ook veel vragen binnen die nog maar kort daarvoor beantwoord zijn. Het spreekt vanzelf dat deze vragen dan ook niet aan bod komen.
• U moet wel rekening houden met een periode van minstens twee maanden voor uw vraag in het blad beantwoord kan worden.


Is het goed, dat een predikant, die Jezus lief heeft, met zijn catechisanten een moskee bezichtigt? (R. d. V. te O.)

Antwoord:
Als predikant is het erg goed om jonge mensen de verschillen bij te brengen die tussen de verschillende religies bestaan. Het is dan wel de eerste vereiste om hen duidelijk te maken wat het betekent om in de Here Jezus te geloven. Een dienst in een moskee bijwonen zou ik persoonlijk afraden. Dan kom je onder invloed van een antichristelijke geest. Een moskee bezichtigen lijkt me niet zo bezwaarlijk, mits de predikant een duidelijk antwoord geeft op de misleiding van het islamitisch geloof en de jongeren niet aan hun lot over laat om zelf te ontdekken wat waar is. Jongeren zullen geholpen moeten worden om tot een juiste beeldvorming te komen die onderscheid maakt tussen de verschillende wereldreligies.


In onze kerken wordt de Here Jezus vaak de Koning van de kerk genoemd. Hoort deze uitspraak niet bij de ‘vervangingstheorie’? (L. V. )

Antwoord:
Het is erg jammer, dat er in de kerken zo weinig onderscheid is tussen Gods plan met Israël en Zijn plan met de kerk. Nergens wordt de Here Jezus de Koning van de kerk genoemd. Hij is het Hoofd van het lichaam, de gemeente en de Bruidegom van de Bruidsgemeente, maar niet onze Koning! Hij is en blijft, ondanks de verwerping door het Joodse volk, de Koning van Israël. Bij Zijn wederkomst zal Hij alsnog door Zijn uitverkoren volk Israël als Koning aanvaard worden. Het is de erfenis van Augustinus, die het verbondsvolk Israël als Gods volk verwierp en daarvoor in de plaats de kerk als het ware Israël erkende, met als gevolg dat vele kerken Hem nog steeds de Koning van de kerk noemen. Daarbij leert de Bijbel ons, dat de Here Jezus nu naar een ‘ver land is’ om Zijn koninklijke waardigheid in ontvangst te nemen en pas daarna terug te keren (Luc. 19:11-12)! Bij Zijn hemelvaart is de Here Jezus naar dit ‘verre land’ vertrokken om, nadat Hij het koningschap aanvaard heeft (Op. 19:6), terug te keren om dan pas Zijn koningschap op aarde uit te oefenen.
Veel kerken menen dat Hij nu al Koning op aarde is en dat Gods koninkrijk op aarde al begonnen is met de overwinning op Golgotha. Augustinus leerde dat toen al Openbaring 20:2 in vervulling gegaan is, waar we kunnen lezen dat de duivel voor duizend jaar gebonden werd en de Here Jezus met Zijn Messiaanse rijk op aarde begonnen was. De kerk was het begin van Zijn koninkrijk op aarde en zou uiteindelijk de gehele aarde vervullen. Men vergeleek de kerk dan ook met de steen, die zonder mensenhanden losgemaakt, naar beneden rolt en een einde maakt aan alle wereldse heerschappij (Dan. 2:44-45)! Hierbij heeft men de geboorte van de kerk en de zichtbare wederkomst van de Here Jezus op aarde, waarbij Hij Zelf een einde zal maken aan alle wereldse heerschappij, verwisseld.
In Jesaja 9:6 lezen we over het Messiaanse rijk, dat Hij zal regeren op de troon van David. Deze troon heeft nooit ergens anders gestaan dan in Jeruzalem en niet in de hemel, in Rome, of Constantinopel, zoals de aanhangers van de vervangingstheorie menen. Zo lezen we ook in Lucas 1:32, dat God aan de Here Jezus de troon van David zal geven en dat Hij over het huis van Jakob zal regeren. Zowel de ‘troon van David’ als het ‘huis van Jakob’ mogen we niet vergeestelijken tot iets anders.
Kerken die zich wanen in de positie van Gods uitverkoren volk Israël, zijn over het algemeen ook geen ‘Maranatha gemeenten’ en hebben vaak weinig of geen enkel verlangen naar de wederkomst van Christus, terwijl ze aan de andere kant zich uitstrekken naar de ‘koninkrijk manifestaties’ die het koningschap van Christus op aarde met zich mee zal brengen. We denken dan met name aan allerlei tekengaven, die zich in de gemeente dienen te manifesteren.
Voor hen betekent de toekomst of het vergaan van hemel en aarde en het komen van de nieuwe hemel en aarde, of de zichtbare wederkomst van de Here Jezus, die de schapen van de bokken zal scheiden. Ze hebben meestal geen enkel idee van de opname van de gemeente en verwerpen zelfs elke gedachte hieraan! Voor hen geldt dat ze door de grote verdrukking nog een laatste louteringsfase door moeten, om dan gelouterd in Gods koninkrijk te komen. U begrijpt wel, dat wanneer je geen onderscheid kunt of wilt maken tussen de kerk en Israël, men theologische behoorlijk gaat dwalen.


In Deuteronomium 26:12 staat dat de Israëlieten elk derde jaar hun tienden aan de Levieten, vreemdelingen, weduwen en wezen moesten geven. Waarom één keer per drie jaar? Ik doe dat elk jaar. (B. d. W.)

Antwoord:
In Deuteronomium 14:28-29 vindt u deze inzetting ook terug. Ieder jaar moesten de tienden naar het heiligdom gebracht worden, waarvan de opbrengst dan voor de Levieten bestemd was. Eén keer in de drie jaar werd de opbrengst echter verdeeld onder de Levieten, de vreemdelingen, de wezen en de weduwen. Ook voor deze groepen had het volk Israël verantwoordelijkheid.

ds. Theo Niemeijer