Vragen - jrg. 86-02

ds. Theo Niemeijer • 86 - 2010 • Uitgave: 2
Vragen

Op internet kwam ik de naam Roland Weinland tegen, die het boek ‘Gods laatste getuigenis’ schreef. In de commentaren las ik dat hij zich één van de twee getuigen uit Openbaring 11 noemt. Hoe denkt u hierover? (v. B. te ? en J. B. te E.)

Antwoord:
Je komt zo heel wat tegen op internet. Veel goede zaken, maar ook heel veel dwaalleer. Het wordt steeds moeilijker om de zaken goed te kunnen onderscheiden. Weinland schijnt zichzelf de ‘eindtijd profeet’ te noemen en plaats zich daarmee gelijk aan de andere Bijbelse profeten. Persoonlijk geloof ik, dat we in de Bijbel het volmaakte Woord van God bezitten en dat alles wat God ons te zeggen heeft, in de Bijbel staat. Zolang men bezig is om vanuit Gods Woord de dingen te benoemen, dan bevinden we ons op veilige bodem. Zodra men zich echter van de Bijbelse bodem afwendt en zaken gaat verkondigen buiten de Bijbel om, zoals tijdsbepalingen en het benoemen van toekomstige profeten, dan begeeft men zich op glad ijs.
Zo ook met deze ‘profeet’. De twee getuigen die in Openbaring 11 genoemd worden, zijn naar mijn mening Elia en Mozes. Ze werken tegelijkertijd, vlak voor de zichtbare wederkomst van Christus. De naam van Elia is Bijbels zeker, die van Mozes minder zeker, maar wordt door vele Bijbelleraren aangenomen. Als Weinland zich nu één van deze twee getuigen noemt, waar is dan Elia, of waar is dan Mozes? Er zullen immers twee getuigen zijn!
Zo brengt internet ook heel veel mensen aan het twijfelen en is dit medium niet alleen een zegen, maar wordt dit ook zo langzamerhand een vloek! Er komt te veel op de christenen af waar ze hun mening over dienen te vormen en waarin ze geen mogelijkheid meer hebben om nog goed te kunnen onderscheiden.
Een waarschuwing voor te intensief internetgebruik is daarom op haar plaats. Laat u meer voorlichten door Bijbelgetrouwe predikers binnen de gemeenten. Heel veel dwaalleraars werken dan ook vaak buiten een eigen gemeente. Ze hebben al zoveel gemeenten uit elkaar laten vallen, dat ze zich in geen enkele gemeente nog thuis voelen. In de Bijbel lezen we dat de Here profeten en leraren aan de (plaatselijke) gemeente gegeven heeft, deze zullen dan ook in de eerste plaats hun eigen plaatselijke gemeente moeten dienen.


Voor veel mensen is de erfzonde moeilijk, zeker wanneer men dan vraagt, waarom God de slang geschapen heeft. Hoe kunnen we hierop antwoorden? (M. P. te A.)

Antwoord:
In Genesis 3:1 wordt in de Bijbel voor het eerst over de slang gesproken. Hij wordt hier beschreven als het listigste dier onder alle dieren van het veld dat de Here God gemaakt had. We zien hier dat de slang door God geschapen werd en dus van oorsprong goed was. Pas na de zondeval werd de slang gedoemd om door het stof van de aarde te kruipen, hetgeen betekent dat de slang vóór deze gebeurtenis zich waarschijnlijk rechtop kon voortbewegen. Het schijnt een prachtig beest geweest te zijn met hoge intelligentie, een dier dat qua intellect het dichtst bij de mens stond. Omdat de duivel de meest slimme verleider is, kroop hij in de huid van het slimste dier om zich geloofwaardig aan de mensen voor te doen. Hij had ook in de huid van een ander dier, bijvoorbeeld een varken, kunnen kruipen, maar dan was hij nooit zo geloofwaardig overgekomen als nu. Vanaf dat moment staat de slang symbool voor de verleiding van de duivel. Zo staat het lam in zijn afhankelijkheid, weerloosheid en als offerdier symbool voor de Here Jezus.
De vraag is dan in wezen niet meer: waarom God de slang, maar de duivel heeft geschapen? We lezen hierover in Ezechiël 28:12b-19. De duivel wordt hier beschreven als: volmaakt van gestalte, vol van wijsheid en volkomen schoon. Als beschuttende cherub werd hij door God geschapen, want engelen zijn geschapen wezens en met uitgespreide vleugels had hij een plaats op de heilige berg der goden gekregen. We lezen over hem dat hij onberispelijk in zijn wandel was vanaf de dag dat hij geschapen werd.
Hieruit blijkt dus dat de duivel één van de meest vooraanstaande engelen was die in de onmiddellijke nabijheid van God vertoefde. In vers 15 vinden we dan ineens het keerpunt: ‘totdat er onrecht in u werd gevonden’.
De vraag waar dit onrecht vandaan kwam, hoe het zover had kunnen komen, kunnen wij als mensen nooit beantwoorden. Dit zijn geheimenissen die voor ons mensen verborgen blijven. Het is echter wel belangrijk te weten dat het onrecht niet door God geschapen is, maar door de hoogmoed van de duivel ontstaan is.
Vragen waarom de Here het toeliet dat de satan, gebruikmakend van de slang, de mens tot zonde verleid heeft en tot nu toe de grote verleider van de mensheid gebleven is, zijn moeilijk te beantwoorden. Het is dan ook helemaal niet erg om tegenstanders van het evangelie te zeggen, dat we niet overal een passend antwoord op hebben. Zowel voor hen als voor ons blijven vele zaken verborgen.
We weten dat God de mens naar Zijn beeld geschapen heeft en door Zijn ingeblazen adem tot een levende ziel maakte. Het feit dat de mens een levende ziel werd, betekent dat hij kan denken, voelen en willen. We worden opgeroepen om God lief te hebben met geheel onze ziel, waar ook onze wil bij behoort. Hij heeft ons niet als marionetten geschapen, zonder eigen wil. Onze liefde tot hem is vrijwillig. Juist door de invloed van de duivel krijgt de mens de mogelijkheid om een vrijwillige keuze te maken, een keuze tussen waarheid en leugen, licht en duisternis en een keuze tussen leven en dood. De zondeval maakte het verlossingswerk noodzakelijk en het is juist in dit werk dat we de vergevende liefde van God hebben leren kennen. Niet zozeer in de schepping, maar juist in de verlossing hebben we Gods liefde leren kennen, waardoor we nu niet alleen schepselen, maar kinderen van God geworden zijn. Daarmee wordt eigenlijk de positie van verloste, wedergeboren mensen nog vele malen rijker en hoger dan de mens vóór de zondeval. Hiermee is God zelfs in staat om een negatieve gebeurtenis in een positief resultaat om te buigen (lees hierover Romeinen 8:28).
De Bijbel leert ons dat ieder mens als zondaar geboren wordt. Een mens wordt geen zondaar wanneer hij zondigt, maar zondigt omdat hij een zondaar is. Deze zondige natuur is tot alle mensen doorgedrongen. Door het geloof in de Here Jezus ontvangen we vergeving van zonden en worden we opnieuw geboren tot een nieuwe schepping. In Gods Woord lezen we dat de Here Jezus met al onze zonden in Zijn lichaam aan het kruis hing en de straf voor onze zonden onderging. Hij werd door God verlaten en ging met onze zonden door een vreselijke hel. Door het geloof in Hem wordt Zijn lijden ons lijden; Zijn dood onze dood; Zijn begrafenis onze begrafenis, maar ook Zijn opstanding tot een nieuw leven ook onze opstanding tot een nieuw eeuwig leven. Heeft u dit leven reeds ontvangen? U ontvangt dit leven op het moment waarop u uw zonden belijdt en op grond van Zijn lijden en sterven aan het kruis, vergeving ontvangt. Dan mogen we Hem uitnodigen in ons leven te komen wonen en worden we een nieuwe schepping.

ds. Theo Niemeijer