Vragen - jrg. 86-16

ds. Theo Niemeijer • 86 - 2010 • Uitgave: 16
Vragen

In verschillende dag- en weekbladen kom ik de naam Augustinus de laatste tijd regelmatig tegen. Er wordt over deze Augustinus heel verschillend gedacht. Wat is uw mening over deze kerkvader? (J.P. B. te V.)

Antwoord:
Augustinus (354-430) werd in Noord-Afrika geboren en leidde een nogal onstuimige jeugd. Onder invloed van Ambrosius, de bisschop van Milaan, één van de meest bekende kerkvaders die zich sterk maakte voor de verdediging van het evangelie, kwam Augustinus tot het geloof in Christus. Op de Paasdag van 387 liet hij zich, samen met zijn zoon Adeodatus, door Ambrosius dopen en keerde daarop weer terug naar Noord-Afrika. Daar werd hij later eerst tot priester gewijd werd en enkele jaren later in Hippo Regius tot Bisschop benoemd. Dit ambt beklede hij tot aan zijn dood.
Augustinus bepaalde de richting van de kerk voor vele eeuwen. Hij schreef over de erfzonde, het natuurlijk onvermogen van de mens tot zijn verlossing en de noodzaak van de goddelijke genade en de absolute predestinatie. Als schrijver van talloze werken is hij het sterkst in zijn dogmatische, ethische en apologetische werken en het zwakst (hij had te weinig kennis van Hebreeuws en Grieks) in zijn exegese.
In zijn geschriften nam hij echter afstand van de speciale positie van het verbondsvolk Israël. Hij ontkende de bijzondere rol van dit volk en leerde dat God Zijn koninkrijk nu al door de kerk op aarde aan het vestigen was.
Augustinus is onder de heiligen van de Rooms Katholieke kerk opgenomen, maar is ook voor Luther en Calvijn van grote betekenis geweest.

Soms lijkt de Bijbel tegenstrijdigheden te bevatten. Ik noem hiervan enkele voorbeelden. Hoe denkt u hierover? (A. v.d. L te O.)

Antwoord:
Numeri 33:38, Aäron stierf op de berg Hor. Deuteronomium 10:6, Aäron stierf toen het volk onderweg was van Beërrot-Bene-Jaäkan naar Mosera.
In Numeri 20:22-29 kunnen we uitvoerig lezen over het sterven van Aäron. Vanuit Kades brak het volk op, richting de Schelfzee, waar ze de berg Hor bereikten. Daar kreeg Mozes de opdracht om met Aäron en Eleazar de berg te beklimmen, Aäron zijn hogepriesterlijk kleed uit te trekken en het zijn zoon Eleazar aan te trekken, waarna Aäron op de berg stierf en Mozes, samen met Aärons zoon de berg afdaalde en Eleazar het ambt van Hogepriester voortzette. In Deuteronomium hebben we echter een erg verkorte samenvatting van de woestijntocht, waarin veel is weggelaten. Er wordt hier gesproken van Mosera, dat waarschijnlijk duidt op een plaats, vlak bij de berg Hor.

1 Samuël 16:10-13, David de achtste zoon van Isaï. 1 Kronieken 2:13-15, David de zevende zoon van Isaï.
Er zijn twee mogelijkheden die dit verschil op kunnen lossen. Het kan zijn dat de schrijver van Kronieken van zeven zonen sprak omdat er één zoon kinderloos gestorven was. Het kan ook zijn, dat Isaï inderdaad niet meer dan zeven zonen had en zijn ‘zevental’ aan Samuël liet zien. Net zo als een elftal, zou je na de tiende kunnen zeggen: zijn ze dit allemaal, waarop Isaï antwoordde, dat de laatste nog in het veld de schapen aan het hoeden is. Als er dus in 1 Samuël 16:11 staat: “De jongste ontbreekt nog", dan zou je ook kunnen lezen: "de laatste van het zevental ontbreekt nog.”

2 Samuël 24:18, op de dorsvloer van Arauna. 2 Kronieken 3:1, op de dorsvloer van Ornan.
In de Hebreeuwse grondtekst komen geen klinkers voor. De Masoreten hebben tussen de medeklinkers klinkers aangebracht om de tekst leesbaar te maken.
In 2 Samuël 24 luidt de Hebreeuwse consonantentekst: H(a)’(o)rn(a)h. De Masoreten hebben er Ha’araunah van gemaakt. In 2 Kronieken 3 is de naam Ornan waarschijnlijk de Hebreeuwse vorm van Arawna, een naam die waarschijnlijk van churitische (hetitische) oorsprong is.

2 Kronieken 21:19-20, koning Joram overleed op de leeftijd van 40 jaar. Hij was namelijk 32 jaar toen hij koning werd en regeerde 8 jaar in Jeruzalem. 2 Kronieken 22:1-2, de zoon van Joram, Achazja werd koning in zijn plaats toen hij 42 jaar was.
Natuurlijk kan een koning die 40 jaar geworden is geen zoon van 42 jaar hebben. Waarschijnlijk hebben we hier met een schrijffout te maken en moeten we uitgaan van 2 Koningen 8:25-26, waar dezelfde geschiedenis beschreven wordt en gezegd wordt dat Achazja 22 jaar was toen hij koning werd. We hebben hier echter te maken met één van de zeer weinige schrijffouten, die door de overdracht van de oorspronkelijke tekst gemaakt zijn.

1 Kronieken 7:6, de zonen van Benjamin waren: Bela, Beker en Jediaël. 1 Kronieken 8:1, de zonen van Benjamin waren: Bela, Asbel, Achrach, Nocha en Rafa.
Deze registerlijsten van namen wijken aanzienlijk van elkaar af, zowel in namen als in aantallen. De enige naam die steeds weer terug komt is de eerstgeborene. In Genesis 46:21 worden zelfs tien zonen van Benjamin genoemd, maar daar kunt u ontdekken dat in deze rij van zonen ook zonen van Bela, de eerstgeboren zoon van Benjamin, genoemd worden. Zonen en kleinzonen worden dus soms in één lijst opgesomd. Er bestond blijkbaar geen eenstemmige traditie over de genealogische opbouw van deze stam. Het feit dat ‘zonen’ ook ‘nakomelingen’ kan betekenen is mede een factor van zoveel verschil in de namen.


Er wordt in de Bijbel regelmatig over 'vuur' gesproken. In het lied 300 van Joh. de Heer zingen we ook: "Schenk nieuw leven, kracht en vuur". Ik heb geleerd dat vuur met oordeel te maken heeft. Hoe denkt u hierover? (N. v. D. te Z.)

Antwoord:
De keren dat God het vuur uit de hemel laat vallen hebben meestal met oordeel te maken. We zien dit bijvoorbeeld in het leven van Elia, waarbij zijn tegenstanders door het vuur uit de hemel gedood worden (1 Koningen 1:10,12 en 14). Ook bij de inwijding van de Tabernakel en de Tempel van Salomo zien we het vuur van de hemel neerdalen op het offer dat op het altaar ligt, waardoor het offer verteerd werd. Vuur spreekt inderdaad van Goddelijk oordeel en reiniging.
Johannes de Doper richt zich in Matteüs 3:7-12 tot de Farizeeën en Sadduceeën op zeer scherpe en veroordelende toon met de woorden: ‘adderengebroed… brengt dan vrucht voort, die aan de bekering beantwoordt… iedere boom die geen goede vruchten voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen. Ik doop u met water tot bekering… Hij zal u dopen met de heilige Geest en met vuur. De wan is in zijn hand en Hij zal zijn dorsvloer geheel zuiveren… het kaf verbranden met onuitblusbaar vuur.’ Dat zijn nogal harde woorden. Gedoopt te worden met vuur betekent eigenlijk onder Gods oordeel terecht te komen of gereinigd te worden.
Toen Gods Geest op de Pinksterdag uitgestort werd, kwam ook Gods vuur naar beneden, net als bij de inwijding van de Tabernakel en de Tempel van Salomo. Het vuur daalde neer op het offer. De apostelen en discipelen mochten op dat moment hun leven aan de Here als een offer aanbieden en als teken daarvan daalde het vuur op hen neder.

ds. Theo Niemeijer