Vragen - jrg. 86-24

ds. Theo Niemeijer • 86 - 2010 • Uitgave: 24
Vragen

Mijn zus en zwager geloven dat wij bij het sterven naar het dodenrijk gaan en daar dan slapen tot op de jongste dag. Het duizendjarig vrederijk is al geweest en hebben we dan ook niet meer te verwachten. We kijken uit naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Hoe denkt u hierover? (A. R. te E.)

Antwoord:
Wanneer Paulus over zijn eigen sterven schrijft, dan heeft hij het helemaal niet over een ‘slaaptoestand’ waarin hij na het sterven terecht zou komen. Integendeel, hij verlangt er naar om na zijn sterven bij Christus te zijn, want dat is verreweg het beste! Paulus schreef: ‘het leven is mij Christus en het sterven gewin… ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn, want dit is verreweg het beste’ (Filippenzen 1:21-23). Niets over een zogenaamde zielenslaap, maar een ontmoeting met Christus na het sterven!
Zo zei de Here Jezus tegen de misdadiger aan het kruis: “Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn” (Lucas 23:43). De aanhangers van de zielenslaap proberen via een tekstwijziging dit vers als volgt te lezen: ‘heden zeg Ik U: gij zult met Mij in het paradijs zijn.’ De verschillende vertalingen en de brontekst bevestigen deze ‘vertalingsdraai’ echter niet, vandaar dat we rustig mogen aannemen dat de Here Jezus en de misdadiger aan het kruis elkaar nog diezelfde dag in het Paradijs ontmoet hebben!
Vóór de overwinning op de dood verbleven de gelovige doden inderdaad in het dodenrijk. Alle Oudtestamentische gelovigen, zoals Abraham en David, waren na hun sterven in het dodenrijk terechtgekomen. De Here Jezus sprak inderdaad over het dochtertje van Jaïrus en ook over Lazarus, dat ze sliepen, maar dat was wel vóór het volbrachte werk op Golgotha. De overwinning over de dood betekende voor alle Oudtestamentische gelovigen dat ze als krijgsgevangenen uit het dodenrijk bevrijd werden en hun intrek in het Paradijs genomen hebben. Psalm 68:19 spreekt hier over: ‘Gij zijt opgevaren naar de hoge; Gij hebt gevangenen meegevoerd’. Een tekst die Paulus ook weer in Efeziërs 4:8 aanhaalt en daar uitlegt dat de Here Jezus zowel nedergedaald is naar het dodenrijk, maar ook vanuit dit dodenrijk de gelovigen meegevoerd heeft naar de hemelse heerlijkheid. Het volbrachte werk van de Here Jezus heeft dus een grote verandering gebracht voor hen die als gelovige sterven. Nu niet meer afdalen in het dodenrijk, maar de opname in het Paradijs om daar bij Christus te zijn, want dat is verreweg het beste! Dat kun je van een zielenslaap in het dodenrijk niet zeggen! David zegt in Psalm 6:6 ‘Want in de dood is Uwer geen gedachtenis; wie zou U loven in het dodenrijk?’ Na de overwinning over de dood is hier een geweldige verandering gebracht. De dood is overwonnen en kan ons nooit meer scheiden van de liefde van Christus! (Romeinen 8:38-39)
Het tweede gedeelte van uw vraag gaat over het vrederijk, dat volgens uw zus en zwager al geweest zou zijn. Dit kun je alleen geloven, wanneer je de vele beloften aan Israël vergeestelijkt en op de gemeente betrekt. Jammer dat er nog steeds veel gelovigen zijn, die geen zicht hebben op Gods plan met Zijn aardse volk Israël. De Bijbel is er duidelijk over dat Hij zijn aardse volk niet verworpen heeft. Het is juist in dit vrederijk, dat de Here tot Zijn uiteindelijk doel komt met zijn verbondsvolk Israël.


Kunt u mij uitlegen, waarom u gelooft dat de opname van de gemeente vóór de grote verdrukking plaatsvindt? (O v.d. H. te B.)

Antwoord:
Ik zal proberen een aantal argumenten op te sommem waaruit blijkt dat de gemeente vóór de grote verdrukking opgenomen zal worden:
1. Openbaring 3:10 ‘Omdat gij het bevel bewaard hebt om Mij te blijven verwachten, zal ook Ik u bewaren voor (Grieks: vanuit uit) de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken hen, die op de aarde wonen.’
2. De grote verdrukking wordt ook wel ‘De toorn van het Lam’ genoemd. We mogen aannemen dat deze toorn niet voor de gemeente bedoeld is! (Openbaring 6:16)
3. ‘Het oordeel begint bij het huis Gods’ (1 Petrus 4:17). Het oordeel begint bij de gemeente, juist om te voorkomen dat we met de wereld veroordeeld worden!
4. In Lucas 21:28 worden we opgeroepen om ons hoofd omhoog te heffen, omdat onze verlossing nabij is. Je heft je hoofd niet omhoog om naar de grote verdrukking uit te kijken.
5. In Lucas 21:36 worden de gelovigen opgeroepen om te waken en te bidden, om aan alles te ontkomen wat over deze wereld komen zal.
6. In 2 Tessalonicenzen 2:6-8 lezen we dat de komst van de antichrist door de Gemeente en de in haar wonende Heilige Geest tegengehouden wordt. Pas wanneer de gemeente weggenomen is, krijgt de antichrist de ruimte om zich aan de wereld te openbaren.
7. Aan het einde van de grote verdrukking komt de Here Jezus terug met al de heiligen. Dan zal de gemeente dus eerst opgenomen moeten zijn, om later met Hem terug te komen (Kolossenzen 3:3-4 en Zacharia 14:4-5).
8. In Openbaring 20:4-6 lezen we dat aan het begin van het vrederijk alleen de martelaren uit de grote verdrukking opstaan. De gelovigen van de gemeente zijn dus al op een eerder tijdstip uit de doden opgestaan.
9. Vóór de opstanding van deze martelaren uit de grote verdrukking lezen we al over de tronen in de hemel en hen die zich daarop zetten, aan wie het oordeel gegeven wordt (Openbaring 20:4). In 1 Korintiërs 6:2-3 kunnen we lezen dat de gemeente geroepen is om in de eindtijd het oordeel uit te spreken. De gemeente zit dus al op deze oordeelstronen, vóór de martelaren opstaan.
10. In Lucas 17:28-34 wordt de opname van de gemeente vergeleken met de vlucht van Lot uit Sodom. Pas toen Lot de stad verlaten had, kwam het oordeel. Zo ook bij de zondvloed: pas toen Noach veilig in de ark was, kwam het oordeel (Matteüs 24:36-42).
11. Gods plan met de gemeente wordt een geheimenis genoemd (Efeziërs 3:3-10, een soort tussengeschoven plan met deze wereld. Dit geheimenis eindigt dan ook met het geheimenis van de opname der gemeente (1 Korintiërs 15:51).
12. Er is geen enkel gedeelte van het Nieuwe Testament waarin de gemeente wordt voorbereid op het standhouden tijdens de grote verdrukking. Betekent dit dan niet dat de gemeente deze tijd helemaal niet mee zal maken?
13. De gemeentegeschiedenis die we in de zeven brieven in Openbaring 2 en 3 kunnen vinden eindigt met de lauwe Laodicea gemeente en niet met de grote verdrukking. Juist de eerste gemeenten hadden met zware verdrukkingen te maken.
14. Na Openbaring 2 en 3 vinden we in hoofdstuk vier de 24 oudsten in de hemel, waarin we de gemeente mogen ontdekken. Het vierde hoofdstuk begint dan ook met het 'opklimmen' van Johannes naar de hemel, waarin de opname van de gemeente gezien mag worden. Vanaf dit punt lezen we in Openbaring steeds over ‘hen die in de hemel wonen’ en ‘hen die op de aarde wonen’! (zie Openbaring 13:6,7,12 en 14) Er heeft zich dus blijkbaar al een scheiding voltrokken.
15. De grote verdrukking wordt ook wel aangeduid met de ‘laatste jaarweek’ in Daniël 9:27 en met de ‘tijd van benauwdheid voor Israël’ (Jeremia 30:4-9). Kennelijk een periode die past in Gods plan met Zijn volk Israël. Het is juist in deze periode dat het aardse volk Israël tot bekering zal komen. We moeten dus onderscheid maken tussen Gods plan met Israël en Gods plan met de gemeente.

ds. Theo Niemeijer