Vragen - jrg. 87-09

ds. Theo Niemeijer • 87 - 2011 • Uitgave: 9
Vragen

In Ezechiël 20:34 lezen we over de terugkeer van het Joodse volk naar hun eigen land, maar ook over het brengen van dit volk in de woestijn der volken om met hen in het gericht te treden (:35). Moeten we deze profetieën nu lezen met het oog op de nabije toekomst, of gaat het om gebeurtenissen vanuit het verleden? Is de huidige terugkeer van het Joodse volk naar hun eigen land al het begin van de vervulling van deze profetie? (H. S. te @)

Antwoord:
Ezechiël 20 gaat over de ‘les der geschiedenis’ van Israël en gaat dus hoofdzakelijk over het verleden. Toch zien we hier heel duidelijk dat vanuit de lessen van het verleden de lijnen naar de toekomst uitgezet worden. We lezen over de afgodendienst en de ontrouw van het volk en het daaropvolgende oordeel, waarin het volk uit het land verdreven wordt. Maar ook in deze vreemde landen blijft het volk vreemde goden dienen, waarop de Here aankondigt het volk in grimmigheid weer terug te brengen om met hen in het gericht te treden.
Ditzelfde lezen we ook in Maleachi 3:2-5, waar gesproken wordt over de wederkomst van de Here Jezus voor Zijn eigen volk. Hierbij zal Hij als ‘het vuur van de smelters’ en als ‘het loog van de blekers’ zijn. Hij zal hen louteren als goud en zilver, opdat zij de Here in gerechtigheid offers brengen. Zowel dit gedeelte uit Maleachi 3, als het gedeelte uit Ezechiël 20 gaan over de toekomst van het volk Israëls. De terugkeer van de vele Joden naar hun eigen land heeft zeker met deze profetie te maken. Het gaat hier om het begin van de uiteindelijke vervulling van de profetieën. Zo hebben we vandaag al wel te maken met een nationaal herstel van Israël. Het geestelijk herstel zal binnenkort plaatsvinden, namelijk bij de wederkomst van de Here Jezus.


In 1 Samuël 10 lezen we over de aanstelling van Saul als koning over Israël. Nu lezen we in Genesis 49:10 dat de scepter van Juda niet zal wijken. Saul, de eerste koning van Israël was echter niet uit de stam Juda, maar uit de stam Benjamin. Was deze keuze dan verkeerd en stond bij voorbaat al vast dat het met Saul verkeerd zou aflopen? Hij werd toch door het lot aangewezen? (H. V. te @)

Antwoord:
In 1 Samuël 8:1-9 lezen we dat het volk een koning begeerde en daarmee het koningschap van God verwierp. Toch zien we dat God met het volk meeging en hen een koning gaf. Aan Samuël werd al door God duidelijk gemaakt, wie hij tot koning zou moeten zalven. Op zoek naar weggelopen ezelinnen ontmoette Samuël Saul, de zoon van Kis, waarop de Here Samuël duidelijk maakte dat dit de toekomstige koning van Israël zou worden. In opdracht van de Here zalfde Samuël Saul als koning van Israël. Daarna nodigde Samuël Israël uit om de koning aan hen voor te stellen. Via het lot, waarschijnlijk de Urim en de Tummim, werd uiteindelijk Saul als koning aangewezen, zodat het volk wist dat het niet de keuze van Samuël was, maar van de Here Zelf.
De geschiedenis van Saul is echter een trieste geschiedenis geworden. Ligt de oorzaak hiervan in het feit dat hij de verkeerde koning was, omdat hij niet uit de stam van Juda kwam? De geschiedenis leert ons dat lang niet alle koningen uit de stam Juda voorspoedige en door God gezegende koningen waren. We moeten de oorzaak van het falende koningschap van Saul niet bij de Here neerleggen. Ik meen dat Saul hier zelf verantwoordelijk voor was. Saul werd genoeg gewaarschuwd en tot aan het einde door Samuël geliefd. We hebben in dit gedeelte duidelijk te maken met het onderscheid van de verantwoordelijkheid van de mens zelf en de alwetendheid van de Here, die de toekomst al lang overziet. Als mensen zullen we hier nooit uitkomen. Vanaf David zien we dat de Messiaanse lijn uit de stam Juda ingeslagen wordt. Dat wil echter niet zeggen dat de keuze van Saul een verkeerde keuze geweest is. Er wordt dan ook nergens in de Bijbel gezegd vanaf wanneer deze Messiaanse koningslijn getrokken zou worden.


Wat gebeurt er met een christen die overlijdt? Gaat zo iemand naar het dodenrijk, of naar Christus? (L. D. te R.)

Antwoord:
De Here Jezus zei tegen de misdadiger, die naast Hem gekruisigd werd: ‘Voorwaar, zeg Ik u: Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn’ (Lucas 23:43, SV). Wat mooi, dat deze misdadiger nog op het laatste moment van zijn leven tot geloof in de Here Jezus kwam en daar aan het kruis zijn eigen schuld bevestigt en in de onschuld van Jezus geloofde. Hij vroeg aan de Here Jezus om hem te gedenken, wanneer de Here Jezus in Zijn koninkrijk kwam, waarmee hij Zijn koningschap beleed, maar ook Zijn hemelse afkomst! Wat een geweldige belofte voor de misdadiger om nog diezelfde dag met Hem in het paradijs te mogen zijn.
We lezen in Openbaring 1:17-18 ‘Ik ben de eerste en de laatste, en de levende, en Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheden, en Ik heb de sleutels van de dood en het dodenrijk.’ In Zijn sterven heeft Hij de machten van de dood overwonnen. De prijs voor het loon der zonde, de dood, werd in het sterven van de Here Jezus betaald. Hij had de macht om het dodenrijk te openen en daarmee alle gelovigen uit het dodenrijk mee te nemen naar het paradijs.
In Efeziërs 4:8 lezen we over de krijgsgevangenen (de Oudtestamentische gelovigen) die vanuit het dodenrijk naar de hemelse heerlijkheid meegevoerd werden. Dit vond plaats direct na het sterven van de Here Jezus aan het kruis. Eigenlijk stierf de Here Jezus al vóór Hij riep: “In Uw handen beveel ik mijn geest.” Tijdens de drie uren van diepe duisternis en Godverlatenheid heeft de Here Jezus de dood in alle hevigheid ondergaan. Na deze drie uren doodservaring, riep Hij als overwinnaar uit: “Het is volbracht”, waarmee het voorhangsel in de tempel scheurde en de weg tot God geopend werd, ook voor de Oudtestamentische gelovigen die nog in het dodenrijk verbleven. Hij had immers de sleutels van het dodenrijk, om daarmee de krijgsgevangenen vrij te laten.
Zo kon Paulus over zijn sterven getuigen: ‘Ik verlang heen te gaan en bij Christus te zijn, want dit is verreweg het beste’ (Filippenzen 1:23).

ds. Theo Niemeijer