Vragen - jrg. 87-14/15

ds. Theo Niemeijer • 87 - 2011 • Uitgave: 14/15
Vragen

In Lucas 16:10-12 lezen we over de onrechtvaardige mammon en hoe we hiermee om dienen te gaan. We begrijpen dit gedeelte niet. Kunt u het ons uitleggen? (M.v.E. te?)

Antwoord:
Het woord Mammon is een Griekse verbastering van het Aramese woord voor weelde, rijkdom. Dit gedeelte wordt voorafgegaan door de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester, die het bezit van zijn meester verkwistte (Lucas 16:1-9). Deze rentmeester dacht alleen maar aan zijn eigen weelde en vergat dat hij eens verantwoording af dient te leggen van zijn beheer. Toen deze gedachte tot hem doordrong en de tijd aanbrak dat hij dit zou moeten doen, ging hij heel anders om met het, hem door zijn heer toevertrouwde, bezit. Hij zette zijn bezit in met het oog op de toekomst en werd door zijn heer geprezen, omdat hij met overleg te werk gegaan was. Gods Woord maakt ons duidelijk dat in wezen alle mensen rentmeesters zijn, aan wie de Here Zijn bezit heeft toevertrouwd. Wat doen wij met ons leven, met ons lichaam, met onze bezittingen en rijkdommen? Vormen ze een doel op zichzelf, of gebruiken we ze in dienst van de Here? In 1 Timotheüs 6:17-19 worden we opgeroepen om onze hoop niet op onze bezittingen te vestigen, maar op God, ‘Die ons alles rijkelijk ten gebruike geeft, om wél te doen, rijk te zijn in goede werken, vrijgevig en mededeelzaam, waardoor zij zich een vaste grondslag voor de toekomst verzekeren om het ware leven te grijpen.’
Velen maken zich de laatste tijd veel zorgen of ze na hun 65ste wel genoeg pensioen opgebouwd hebben. Ze willen graag zekerheid voor hun oude dag. Maken we ons wel eens zorgen over het ‘pensioen’ dat we opgebouwd hebben voor de eeuwigheid? Wat doen we met het bezit dat Hij ons heeft toevertrouwd? Hebben we het voor Hem ingezet of hebben we het verkwist door er alleen zelf van te genieten? De tijd van afrekening is nabij. Galaten 6:7-10 spoort ons aan om, zolang het nog kan, goed te doen, want wanneer het eenmaal tijd is, zullen wij oogsten. Wat de mens zaait, zal hij ook oogsten, zo lezen we in vers 7. We worden in Lucas 16:9 opgeroepen om met het ons toevertrouwde bezit vrienden te maken, anderen ervan te laten genieten en anderen te laten delen in onze zegeningen. Deze vriendschappen blijven niet beperkt tot dit aardse leven, maar hebben hun vervolg in de eeuwigheid, waar Hij ons zal belonen voor de manier waarop wij met zijn bezit omgesprongen zijn.
Ten aanzien van dit toevertrouwde bezit worden we nu opgeroepen om getrouw en rechtvaardig te zijn. Rijkdom is bij velen juist de aanzet om niet getrouw en rechtvaardig te zijn en in alles in hun eigen voordeel te rekenen, ook al benadeel je anderen hiermee! Dit gedeelte leert ons echter dat je niet een beetje getrouw en een beetje rechtvaardig kunt zijn, je bent het of je bent het niet! Het gaat hier dan ook niet om wat je doet, maar om wie je bent. Wat zou het vreselijk zijn, wanneer de mammon ons zo in bezit genomen heeft dat we niet opgenomen worden in de eeuwige tenten (het Vaderhuis met zijn vele woningen), zoals vers 9 ons vertelt! Vers 11 vergelijkt de onrechtvaardig Mammon met het ‘ware goed’. De onrechtvaardige Mammon staat voor de bezittingen die we hier op aarde toevertrouwd krijgen en is niet te vergelijken met de rijkdom die we straks in de hemel ontvangen. Als we hier op aarde niet getrouw geweest zijn met de aardse zegeningen, zal Hij ons in de hemel ook niets toevertrouwen. De manier waarop we hier en nu met aardse bezittingen omgaan is dus eigenlijk een test om te zien of we ook met het ware, de hemelse zaken om kunnen gaan! Hoe gaan we om met de kinderen die Hij ons heeft toevertrouwd. Zijn we bereid vader en moeder te zijn, zoals Hij ons dat leert in de Bijbel? Zijn we trouw in ons huwelijk, in onze kerkgang, in onze financiële bijdrage voor de gemeente, in… vult u zelf maar in? Wat vreselijk, wanneer de Here ons in de hemel over zal slaan en de ware bezittingen aan ons niet toe kan vertrouwen!


Onlangs kreeg ik de volgende informatie over speelkaarten: Ze zouden in 1392 gemaakt zijn voor de geesteszieke koning Karel van Frankrijk. De ontwerper zou een goddeloze hofnar zijn geweest die met dit spel God wilde lasteren. Zo koos hij voor zijn spel Bijbelse figuren: De koning als de duivel, de vrouw als Maria, de joker als de Here Jezus, de harten en ruiten als het bloed van de Here Jezus, de schoppen en klaveren als teken van de vervolging en vernietiging van de gelovigen en de tientallen als verachting van de tien geboden. Zijn deze beweringen juist en kunt u ze bevestigen? (A.V. te W.)

Antwoord:
Er zijn vele beweringen rond het ontstaan van het kaartspel, waaronder ook deze. Helaas is het niet te achterhalen en zijn er, zover ik het weet, geen historische bewijzen die bovenstaande bewering als waarheid kunnen bevestigen. Soms wordt ook wel gedacht aan een Chinese achtergrond van dit spel, maar ook dat is onzeker. Wel is het opvallend dat de tarotkaarten, verwant aan de speelkaarten, door waarzeggers gebruikt worden en dat er met speelkaarten soms veel geld verspeeld wordt en dat van oorsprong de gelovigen zich altijd ver gehouden hebben van het kaartspel. Vroeger was het kaartspel ingeburgerd in het café en in de kroeg, maar zeker niet in de kerk. Het lijkt me het meest veilig om dit maar zo te houden en ons niet bezig te houden met iets waarvan de oorsprong onbekend is en wel eens helemaal fout zou kunnen zijn. Laten we hierin maar het zekere voor het onzekere kiezen en ons ver van dit dubieuze spel houden!


Ik heb een verhaal gelezen over een meisje dat dood geweest is en zowel de hemel als de hel gezien heeft. Het was zo aangrijpend en ongelofelijk en tegelijk een waarschuwing voor de ongelovigen dat zij zich moeten bekeren. Het verhaal is in vele talen vertaald, waaronder ook in het Nederlands. Wat denkt u van zo'n verhaal? Ik was hier danig door van de slag, ook omdat niet alle christenen in de hemel komen, maar alleen zij die heilig leven en zijn wil doen. Is dit misleiding of iets van de eigen geest? Maar waarom wijst het dan naar Jezus en de noodzaak van bekering? (C.P. te G.)

Antwoord:
In de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus (Lucas 16:19-31) stelde de rijke man aan Abraham voor om vanuit het dodenrijk naar de aarde terug te keren om zijn familieleden te waarschuwen voor het vreselijke hellevuur waar hij na zijn dood in terecht gekomen was. Hij kreeg als antwoord dat zij zich ook dan niet zullen bekeren, ze moeten immers naar Mozes en de profeten luisteren! Er zijn wel meer verhalen zoals het verhaal van dit meisje die de ronde doen en allerlei informatie over hemel en hel verspreiden. Ik geloof dat de Bijbel ons voldoende informatie over hemel en hel geeft en dat we ons door Gods Woord moeten laten waarschuwen. Het feit dat tot bekering opgeroepen wordt, wil nog niet zeggen dat dit van God komt!
In Handelingen 16:16-18 kunt u lezen over een slavin met een waarzeggende geest, die vele dagen luid roepend achter Paulus aanliep en riep: "Deze mensen zijn dienstknechten van de allerhoogste God die u de weg tot behoud boodschappen." Je zou toch zeggen, wat een geweldig getuigenis? Maar Paulus keerde zich om en bestrafte de boze geest die in haar sprak! Het lijkt er dus veel op dat Gods Geest aan het werk was, maar het was een boze geest! Ook de uitspraak, dat niet alle christenen in de hemel komen, maar alleen zij die heilig leven en zijn wil doen, is niet Bijbels! We komen alleen in de hemel op grond van het volbrachte werk van de Here Jezus op Golgotha. Dit werk behoeven wij met onze heiligheid en werken niet compleet te maken. We zijn door genade behouden, door het geloof en dat niet uit onszelf (Efeziërs 2:8)!

ds. Theo Niemeijer