Vragen - jrg. 87-18

ds. Theo Niemeijer • 87 - 2011 • Uitgave: 18
Vragen

Mijn moeder gaat naar een Bijbelstudie waar men beweert dat Eva door buitenaardse wezens bevrucht is en dat Kaïn geen zoon van Adam was. Eva zou ook niet van de verboden vrucht gegeten hebben, maar met deze vreemde wezens seksueel contact gehad hebben. Ik vraag me af of deze gedachte wel Bijbels is en maak me zorgen over mijn moeder. (C. P. te K)

Antwoord:
De gedachte dat het nemen van de verboden vrucht vertaald wordt met het hebben van buitenechtelijke gemeenschap is al langer bekend. Men gaat er dan vanuit dat de eerste zonde niet letterlijk het eten van de verboden vrucht is, maar dat dit een symbolische voorstelling was van seksuele gemeenschap buiten het huwelijk. Eva was door de Here Zelf als vrouw aan Adam gegeven, waarmee Hij hen Zelf in het huwelijk verbond. De gedachte dat het hier niet om het eten van een verboden vrucht gaat, maar om buitenechtelijke seks is echter niet Bijbels. We lezen namelijk dat toen Eva van de vrucht nam, Adam, haar man, bij haar stond en ook van deze vrucht nam (Genesis 3:6). Dit lijkt me wel erg lastig gaan, wanneer hier sprake is van een buitenechtelijke seksuele relatie, terwijl de man er bij staat!! Verder lezen we heel duidelijk dat Kaïn door Adam bij Eva verwekt werd (Genesis 4:1)!
Men zegt wel eens dat er in Genesis 6:2 sprake is van seksueel contact tussen buitenaardse wezen en de vrouwen van de mensen, maar ook deze gedachte is lang niet zeker. Het is zeer waarschijnlijk dat de uitdrukking "de zonen Gods" niet op engelen, maar heel eenvoudig op het mannelijk geslacht van de mensheid slaat. Dan hebben we hier te maken met seksuele losbandigheid. We lezen namelijk in Matteüs 22:30 dat de engelen in de hemel niet huwen en dan ook geen echtelijke gemeenschap kunnen hebben.


Door het artikel ‘Gods oogappel’, dat ik onlangs in Het Zoeklicht las, werden wij bepaald bij de vraag: "Waar was de Here God tijdens de Jodenvervolging van 1940-45?" In alle eerbied stellen wij u deze vraag en zien uit naar uw antwoord. (A en C. K. te @)

Antwoord:
Zolang het volk Israël op aarde leeft, heeft het met vervolging te maken. Het is begonnen met de slavernij in Egypte, waar het volk zwaar onderdrukt werd en alle pasgeboren jongetjes in de Nijl geworpen werden. Daarna werden de tien noordelijke stammen van Israël in 722 voor Chr. door de Assyriërs gedood of gevangen meegenomen en in 587 voor Chr. volgde voor de twee overgebleven stammen hetzelfde lot. In 70 na Chr. kwam de Romeinse keizer Titus en verwoestte Jeruzalem opnieuw, waarbij honderdduizenden Joden door het geweld omkwamen en de overige Joden vluchtten of gevangen weggevoerd werden.
Wat er verder met het Joodse volk gebeurde?
• 1099: De kruisvaarders doodden bijna al de overgebleven Joden in Jeruzalem.
• 1290: Alle Joden werden vanuit Engeland verdreven.
• 1298: 1 miljoen Joden werden tijdens de Frans-Duits-Oostenrijkse oorlog gedood.
• 1348: De Joden werden beschuldigd van de zwarte pest die Europa teisterde waardoor minstens 1 miljoen Joden omgebracht werden.
• 1492: De Joden waren ook niet meer in Spanje welkom en werden allemaal verdreven.
• 1648-1658: In deze periode werden in Polen 400.000 Joden vermoord.
• 1940-1945: Nog vreselijker dan al het vorige: 6.000.000 Joden omgebracht!
Helaas blijft het hier niet bij. Ook in de toekomst zal er nog veel lijden over het Joodse volk komen en we zien dit helaas de laatste tijd toenemen. Israël wordt van alle kanten in het nauw gedreven. De Bijbel leert ons in Openbaring 16:16 dat het antisemitisme haar hoogtepunt, maar Goddank ook haar einde zal vinden bij Harmagedon, waar alle volken zich tegen Israël zullen opstellen. Dan is het moment gekomen dat God niet meer kan zwijgen, dan zal de Here Jezus, de Messias van Israël, komen om voor Zijn volk te strijden. Dan zal Israël van al zijn vijanden verlost worden en het centrum van het Messiaanse rijk vormen.

Natuurlijk komt de vraag boven, waarom dit volk toch zo moet lijden. Misschien kunnen we het antwoord vinden in het einde van Romeinen 9,10 en 11, waar Paulus over dit geheim schrijft en eindigt met de woorden: ‘Want God heeft hen allen (het gehele volk Israël) onder ongehoorzaamheid besloten, om Zich over hen allen (geheel Israël) te ontfermen. O diepte van rijkdom, van wijsheid en van kennis Gods, hoe ondoorgrondelijk zijn zijn beschikkingen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen?’ (Romeinen 11:32-33).
Het lijden van de Messias en het lijden van het volk, waaruit de Messias voortgekomen is, kunnen we niet loskoppelen van elkaar. De Messias riep: “Mijn God, mijn God waarom hebt Gij Mij verlaten”, maar het Joodse volk heeft ditzelfde geroepen. Over de Messias schreef Jesaja dat Hij als een lam ter slachting geleid zou worden, dit gebeurde met de Messias, maar ook met Zijn volk. De Messias en het Messiaanse volk zijn één. De Here Jezus zegt hier later over: “Wat je aan hen gedaan hebt, heb je ook aan mij gedaan” (Matteüs 25:40)! Israël is en blijft Zijn oogappel, wat betekent dat iedere keer wanneer Zijn volk aangeraakt wordt, Gods oogappel aangeraakt wordt en wat zal dat voor God een pijn doen! In Jesaja 63:9 maakt de Here God Zich één met het lijden van Zijn volk: ‘In al hun benauwdheid was ook Hij benauwd.’ Hij heeft niet met lede ogen naar het lijden van Zijn volk gekeken, ook Hij was in de benauwdheid en Hij wist dat eens de vijanden zullen boeten en zijn volk tot heerlijkheid zal komen.
De volkeren zullen dan ook uiteindelijk geoordeeld worden voor datgene wat ze Zijn volk aangedaan hebben (Joël 3:2)!
Israël wordt door de wereld gehaat, omdat de Here God door middel van dit volk Zijn heilsplan uitwerkt. Via Israël gaf de Here ons de Bijbel, de Verlosser, de Kerk en uiteindelijk het Vrederijk. Wat is het belangrijk om voor dit volk te bidden en voor hen tot zegen te zijn (Genesis 12:3). Het meest belangrijke dat we nu voor dit volk mogen doen is hen Gods Woord teruggeven dat we van hen ontvangen hebben en hen de Here Jezus verkondigen die we via hen ontvangen hebben.


In zowel de oude als de nieuwe berijming van Psalm 87 staat dat de gemeente ingelijfd is in Israël. Klopt dit wel? (H. N. te W.)

Antwoord:
De Romeinenbrief leert ons dat de gemeente, samen met de gelovige Joden deel gekregen heeft aan de saprijke wortel. De Joden worden in Romeinen 11:17-24 met de takken op de edele olijf vergeleken. De ongelovige Joden zijn als takken weggebroken en de gelovigen uit de heidenen zijn, tegen hun natuur in, tussen de bestaande takken (de gelovige Joden) geënt en hebben daardoor, net zo als de gelovige Joden, deel gekregen aan de saprijke wortel van de olijf. Deze saprijke wortel is niet Israël, maar Christus. We zijn als gemeente dus niet ingelijfd in Israël, maar samen met de gelovige Joden zijn we ingelijfd in Christus!

ds. Theo Niemeijer