Vragen - jrg. 87-19

ds. Theo Niemeijer • 87 - 2011 • Uitgave: 19
Vragen

Het gedeelte uit Johannes 5:24-29 is mij niet helemaal duidelijk. Het lijkt wel of hier over drie groepen gesproken wordt, namelijk: vers 24, de mensen die nu in de Here Jezus geloven; vers 25, de doden die naar de stem van de Zoon des Mensen horen en zullen leven en tenslotte vers 28, hen die uit de graven zullen gaan. (J. v. K. te D.)

Antwoord:
Laten we dit gedeelte eest eens aandachtig lezen:
24. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie mijn woord hoort en Hem gelooft, die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel, want hij is overgegaan uit de dood in het leven.
25. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, de ure komt en is nu, dat de doden naar de stem van de Zoon van God zullen horen, en die haar horen zullen leven.
26. Want gelijk de Vader leven heeft in Zichzelf, heeft Hij ook de Zoon gegeven, leven te hebben in Zichzelf.
27. En Hij heeft Hem macht gegeven om gericht te houden, omdat Hij de Zoon des mensen is.
28. Verwondert u hierover niet, want de ure komt, dat allen, die in de graven zijn, naar zijn stem zullen horen,
29. en zij zullen uitgaan, wie het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, wie het kwade bedreven hebben, tot de opstanding ten oordeel.

Vers 24 wordt wel eens ‘het evangelie in een notendop’ genoemd. Door het ‘horen en geloven’ ontvangen we het eeuwige leven. Dit eeuwige leven ontvangen we niet bij ons sterven of bij de wederkomst van de Here Jezus, nee, op het moment van onze wedergeboorte ontvangen we dit eeuwige leven al! Eeuwig leven is niet alleen maar een eindeloos leven, nee het is hemels leven, het leven van Christus in ons, Hijzelf komt in ons wonen met Zijn onvergankelijk leven! We hebben het eeuwige leven dus al, voordat dit aardse leven voorbij is!
Zij die dit leven bezitten komen niet in het oordeel, want we behoren niet meer bij ‘de doden’. Zij die de Here Jezus niet kennen zijn, geestelijke gezien, dood. Zo schrijft Paulus in Efeziërs 2:1 dat wij vroeger dood waren, maar door het geloof in de opstanding van Christus levend gemaakt zijn (:5). Christus heeft het oordeel over onze zonden aan het kruis gedragen, zodat wij niet meer door de zonde tot dood en ten oordeel gedoemd zijn, maar gereinigd van alle zonden tot leven gekomen zijn en zonder schuld voor God mogen staan.
Over dit wonder gaan ook de verzen 25 en 26 van Johannes 5. Vers 25 gaat niet over de toekomst, maar over het heden: de ure komt en is nu! Nu worden de zondaren, de doden, opgeroepen om naar de stem van de Zoon van God te luisteren om eeuwig leven in Hem te ontvangen, want net zoals de Vader heeft ook de Zoon van God het leven in Zichzelf. Hij is de bron van het eeuwige leven en als we nu naar Zijn stem luisteren, ontvangen we dit leven. Johannes leert ons dat Hij het Woord is en dat in dit Woord het leven is (1:1-4). Zoals dit Woord bij de schepping het leven voortbracht, zo brengt ditzelfde Woord ook nu nog hetzelfde leven voort.
De verzen 24-26 gaan dus over deze tijd waarin mensen door het geloof in Christus uit de dood overgaan tot het leven en hierbij het eeuwige leven ontvangen.
In vers 27 wijst Johannes op het toekomstige oordeel, dat de Here God in handen van Zijn Zoon gegeven heeft.
De verzen 28 en 29 staan dan ook in het teken van de toekomst: ‘want de ure komt’. De woorden ‘en is nu’ zoals in vers 25, ontbreken hierbij. Het gaat hier om de eerste en de laatste opstanding.
Er wordt hier over de ‘opstanding ten leven’ en de ‘opstanding ten oordeel’ gesproken. Openbaring 20:4-6 spreekt dan over de eerste en de tweede opstanding, ook wel de opstanding ‘van tussenuit’ de doden (Handelingen 4:2) en de opstanding van de doden (Openbaring 20:11-15) genoemd.
De eerste opstanding begon met de opstanding van Christus als Eersteling, waarna de gemeente der eerstelingen zal volgen bij de opname van de gemeente (1 Korintiërs 15:23). Tenslotte zullen de martelaren uit de grote verdrukking ook nog deel krijgen aan deze eerste opstanding (Openbaring 20:4-6). Nadat deze eerste opstanding afgesloten wordt, blijft er niets anders over dan de opstanding van de doden. Zij zullen uit hun graven opstaan en voor de grote witte oordeelstroon staan om voor eeuwig veroordeeld te worden. Wat een vreselijk lot voor hen om voor eeuwig in de poel des vuurs geworpen te worden.
Zo leert de Bijbel ons dat het vreselijk is om te vallen in de handen van de levende God! Iemand zei eens: je hoeft er niets aan te doen om verloren te gaan, want alle mensen worden immers als verloren zondaren geboren. Maar je kunt van dit oordeel wel gered worden door het geloof in de Here Jezus als onze plaatsvervanger in het oordeel. Hij droeg mijn straf voor de zonde aan het kruis, toen Hij al onze zonden droeg en door God gestraft en verlaten werd. Heeft u Hem hiervoor al persoonlijk gedankt en Hem aanvaard als uw verlosser van het oordeel?


Zouden mensen die niet gered zijn voor eeuwig in de hel moeten lijden? Geen mens heeft toch naar het leven gevraagd? (M. M. te S.)

Antwoord:
Bij de beantwoording van deze vragen spelen al gauw menselijke argumenten en gevoelens een belangrijke rol. Is God nog wel een God van liefde als Hij mensen voor eeuwig verloren laat gaan, redeneert men regelmatig. Bij de beantwoording van deze vraag moeten we niet op menselijk argumenten afgaan, maar gehoorzaam naar Gods Woord luisteren en ons laten gezeggen. Het is volkomen on-Bijbels om op grond van 2 Korintiërs 5:19 te geloven in de zogenaamde ‘alverzoeningsleer’. Het gaat in dit gedeelte niet om de verzoening van - maar voor de gehele wereld.
We lezen in Openbaring 20:11-15 dat alle ongelovigen uiteindelijk in de poel des vuurs geworpen zullen worden. Over deze poel des vuurs, ook wel de hel genoemd, lezen we dat ze tot in alle eeuwigheden gepijnigd zullen worden. Met de uitdrukking ‘tot in alle eeuwigheden’ wil de Bijbel ons duidelijk maken dat hier nooit meer een einde aan zal komen, net zoals er ook nooit meer een einde aan de heerlijkheid van de kinderen Gods zal komen (Openbaring 22:5)! We hebben te maken met een eeuwige verlorenheid zonder God en een eeuwige heerlijkheid met God, beide zijn eindeloos! De Here Jezus leert ons dat het lichaam gedood kan worden en eindig is, maar de ziel is eindeloos, eeuwig, zowel van gelovigen als van ongelovigen (Lucas 12:4-5)! Voor ons mensen zijn deze begrippen van ‘tot in alle eeuwigheden’ niet te vatten en we zullen ons dan ook op eerbiedige afstand buigen voor Zijn majesteit.

ds. Theo Niemeijer