Vragen - jrg. 87-23

ds. Theo Niemeijer • 87 - 2011 • Uitgave: 23
Vragen

Is de vrouw in het ambt, als oudste en voorgangster, op Bijbelse gronden toegestaan? Als ik 1 Korintiërs 14:34-35 en 1 Timotheüs 2:11-15 lees, dan heb ik toch het idee dat Bijbelse gronden hiervoor ontbreken. Kunt u mij hierover uitleg geven? (P. N. te E.)

Antwoord:
In het verleden heb ik hier wel eens meer over geschreven. Toch is het goed om aan dit onderwerp dit keer niet voorbij te gaan. Het is een thema dat keer op keer opduikt, waar regelmatig kerkelijke synodes aan gewijd worden en wat tot veel onrust en onenigheid leidt. Het is een kerkelijk onderwerp dat parallel loopt met de veranderende samenleving. Moet de veranderende samenleving maatgevend worden voor de gemeente van nu? Op deze manier zijn de laatste tijd veel gemeenten gezwicht voor de druk van het steeds vaker voorkomende ongehuwd samenwonen, het herbevestigen en inzegenen van huwelijken van gescheiden partners, het toelaten van praktiserende homofielen tot het ambt in de gemeenten en ga zo maar door. Inderdaad, we leven in een veranderende samenleving, maar betekent dit dan ook dat de gemeente net zo hard mee dient te veranderen? Zijn we als gemeente juist niet geroepen om geheel anders te zijn (Efeziërs 4:20) en afstand te nemen van deze maatschappelijke veranderingen.
Laat het duidelijk zijn, dat deze veranderingen ingegeven worden door de overheden en machten in de hemelse gewesten, die duidelijk niet van God, maar van de boze zijn (Efeziërs 6:11-12). Het lijkt me voor de handliggend dat we als gemeente dan juist niet mee veranderen, maar trouw blijven aan het gezag van Gods Woord en leren van de praktijk van de eerste kerk. Hierdoor wordt de kerk niet ‘ouderwets’, maar juist een krachtig getuigenis in deze veranderende ziekmakende maatschappij.
Zo heeft het feminisme onze wereld de laatste tijd behoorlijk veranderd. Vrouwen werden vanaf de zestiger jaren uitgedaagd en opgeroepen om voor hun eigen toekomst zorg te dragen en werden langzaamaan de arbeidsmarkt opgedrongen. Moeders krijgen van de overheid bijna geen tijd meer om voor hun kinderen te zorgen en komen na lange werkdagen vaak bekaf thuis om dan hun zogenaamd ‘sociaal moment’ met hun kinderen te hebben. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de wachtlijsten voor behandeling van kinderen met psychische problemen steeds langer worden! We kunnen het toch niet toelaten dat deze beweging ook de gemeente van onze Here Jezus gaat beïnvloeden?
Waar de feministische theologie de kerk binnensluipt, want het gaat langzaam en listig, bevindt men zich niet meer onder de werking van Gods Geest. maar onder invloed van de Geest van deze wereld. Het Nieuwe Testament leert ons glashelder dat het pastorale en leergezag in de gemeente aan mannen toevertrouwd is, niet omdat vrouwen minder zijn, maar omdat ze anders zijn. Ten opzichte van alle andere godsdiensten is het juist het christendom dat aan de vrouw de gelijkwaardige positie toebedeelt. Waar men dit Bijbelse model loslaat, zal de vrouw, als vrucht van het feminisme, uiteindelijk in een soort slavernij terechtkomen waarin ze zich absoluut niet meer thuis voelt. Man en vrouw zijn, volgens de Bijbel, volkomen gelijkwaardig, maar wel verschillend ten opzichte van elkaar, zowel lichamelijk als emotioneel.
Over het algemeen is een vrouw veel gevoeliger dan een man en de man veel zakelijker dan een vrouw. Men zegt wel eens dat elke man wel iets autistisch is en iedere vrouw wel een beetje borderline heeft. De Here God heeft aan man en vrouw een taak gegeven die bij hem/haar past. Het feminisme gaat hier dwars tegenin, waardoor mannen vrouwentaken en vrouwen mannentaken uitoefenen. De gemeente is een afspiegeling van het huwelijk en het gezin, waarin de man van God het gezag ontvangen heeft om het gezin te leiden (zie Efeziërs 5:22-33). Helaas zijn vele mannen niet meer in staat om dit gezag te dragen en ontlopen hun verantwoordelijkheid in het gezin. Ze zien het als hun taak om geld te verdienen en laten het opvoeden van de kinderen aan hun vrouw of aan geschoolde krachten over. De afwezige man in het gezin leidde uiteindelijk tot de afwezige man in de gemeente. Gelukkig zien we de laatste tijd hierin een lichte verandering en zien we dat mannen hun priesterlijke taken in hun gezin en in de gemeente oppakken. Ook als de mannen het in de gemeente laten afweten, is het nog niet gerechtvaardigd om vrouwen aan te stellen op plaatsen die eigenlijk door mannen ingevuld dienen te worden. In zo’n geval wordt het tijd dat de gemeente zich gaat verootmoedigen en de Here smeekt om mannen die hun verantwoordelijke taak weer op zich zullen nemen.


In Johannes 5:1-18 lezen we over de genezing van de verlamde man die bij het badwater Bethesda lag. In vers 4 wordt in de NBG-vertaling geschreven over een engel des Heren die van tijd tot tijd neerdaalde en het water van Bethesda in beweging bracht, waardoor het water voor de eerste die daarna in het water afdaalde genezing bracht. Nu kan ik dit vers 4 in de NBV-vertaling niet meer terugvinden en toch telt dit hoofdstuk ook 47 verzen, net als in de NBG-vertaling. Kunt u mij vertellen waarom dit vers weggelaten is en hoe het komt dat het hoofdstuk toch evenveel verzen telt? (S. F. te B.)

Antwoord:
Het badwater Bethesda, ook wel Bethzata (huis van barmhartigheid) genoemd, zal hoogstwaarschijnlijk de ‘bovenste vijver, aan het einde van de waterleiding, bij het vollersveld’ geweest zijn die in Jesaja 7:3 genoemd wordt en waar Jesaja en koning Achaz elkaar ontmoetten en de Messias aangekondigd wordt. Uit opgravingen blijkt dat dit badwater in Jeruzalem vlak bij de Schaapspoort gelegen heeft. Het schijnt hier om een enorm complex te gaan met een oppervlakte van zo'n 5000 m2. Rond dit badhuis lagen vier zuilengangen van zo'n 8,5 meter hoogte. Het badwater werd door een tussengalerij in tweeën verdeeld, namelijk een afdeling voor de vrouwen en een afdeling voor de mannen. Deze tussengalerij vormde de vijfde zuilengang.
De reden waarom vers vier in de NBV-vertaling weggelaten wordt, of in de NBG-vertaling tussen haken staat, is dat dit vers in de oudste handschriften helemaal niet voorkomt. In de Leidse vertaling alsook in de vertaling van Prof. Brouwer zult u dit vers ook niet tegenkomen. Bij hen gaat de nummering van de verzen van 3 naar 5, zodat het hoofdstuk ook 47 verzen telt. Dit is ook het geval bij de NBV-vertaling.
Het gedeelte over het geneeskrachtige water komt dus in de oudste handschriften niet voor en is pas later toegevoegd. In dit vers wordt ook geschreven, dat iedereen gezond werd, wat voor ziekte hij ook had. We mogen hierbij terecht een vraagteken plaatsen omdat we in Johannes 9:32 bij de genezing van de blindgeborene kunnen lezen: ‘Van eeuwigheid is niet gehoord, dat iemand de ogen van blindgeborenen geopend heeft.’ Dit vers laat ons zien dat in Bethesda een wonder, zoals het genezen van blinden, nog niet plaatsgevonden had.
Het is duidelijk dat Johannes de aandacht niet wil vestigen op het ‘geneeskrachtige water’, maar op de Here Jezus Zelf, voor Wie niets onmogelijk is! Hij is Diegene die ons het ‘bad der wedergeboorte’ aanbiedt (Titus 3:5), waardoor we opnieuw geboren worden, wat voor zonden we ook begaan hebben.
Bent u al in dit water afgedaald, waarin we volkomen gereinigd worden van al onze zonden, maar ook opnieuw geboren worden en we eeuwig leven ontvangen? Hij nodigt ons uit om tot Hem te komen voor een volkomen reiniging en vernieuwing. Dan verdwijnen alle geneeskrachtige bronnen op de achtergrond en gaat het alleen om de Here Jezus.

ds. Theo Niemeijer