Vragen - jrg. 87-24

ds. Theo Niemeijer • 87 - 2011 • Uitgave: 24
Vragen

M. P. te O. waarschuwt ons om toch maar vooral waakzaam te zijn als het om nieuwe Bijbelvertalingen gaat. Er worden zo gauw woorden weggelaten of toegevoegd!

Antwoord:
Uw waarschuwing zullen we zeker ter harte nemen. Het vertalen van de Bijbel is altijd heel erg lastig. Er worden vaak verschillende bronteksten gebruikt, waardoor de vertalingen soms behoorlijk van elkaar kunnen verschillen. Er bestaat echter niet één volmaakte vertaling. Elke vertaling heeft wel z’n zwakke kanten. Voor mij persoonlijk is de Statenvertaling de meest betrouwbare vertaling die er bestaat, maar wel de moeilijkst leesbare! Maar dat geeft niet, want Bijbellezen mag van ons wel enige inspanning kosten!


In 1 Tessalonicenzen 4:16 lezen we over het bazuingeschal dat de opname van de gemeente aankondigt. Ligt er verband tussen dit bazuingeschal en het bazuinfeest, vermeld in Leviticus 23:24? (F. J. te N.)

Antwoord:
De Joodse feestdagen die in Leviticus 23 beschreven worden, hebben zeker een verband met het heilsplan dat de Here God in Zijn Zoon de Here Jezus uitgevoerd heeft. Er worden in dit hoofdstuk drie grote feestdagen beschreven, waarop het volk Israël voor Gods aangezicht behoorde te verschijnen.
Het eerste feest was het Pascha dat in de eerste maand gevierd werd en waarbij het Paaslam geslacht diende te worden en vervolgens zeven dagen ongezuurde broden gegeten werden.
Het tweede feest was het Wekenfeest of zoals wij het beter kennen: het Pinksterfeest dat zeven weken na de eerstelingsgarve gevierd werd.
Het derde, grote nationale feest werd op de eerste dag van de zevende maand met een bazuin aangekondigd. Deze bazuin was niet van zilver, maar bestond uit een Sjofar, een ramshoorn. Men had na deze dag nog tien dagen de tijd om zich op het allerheiligste feest voor te bereiden: de Grote Verzoendag (tiende van de zevende maand). Op deze bijzondere dag ging de Hogepriester het heilige der heilige binnen om voor het volk verzoening te doen. Na deze dag werd op de 15e van de zevende maand het Loofhuttenfeest gevierd.
De eerste twee feesten, het Pascha en Pinksterfeest, zijn voor ons in Christus vervuld. De Here Jezus was voor ons het uiteindelijke Paaslam dat voor onze zonden gestorven is en ons van al onze zonden gereinigd heeft. Met Pinksteren werd Gods Geest uitgestort en begon de grote oogst van zielen voor de gemeente. Pascha en Pinksteren staan dan ook in het teken van verzoening en vervulling. Het Loofhuttenfeest wacht echter nog op haar uiteindelijke vervulling. Het spreekt van het terugdenken aan de woestijntocht en de behouden aankomst in het beloofde land. Het zal dan ook vervuld worden, op het moment als de laatste Jood naar zijn eigen land terug zal keren en het volk veilig, onder de heerschappij van zijn Koning, de Here Jezus, zal wonen. Het Loofhuttenfeest zal uiteindelijk vervuld worden bij de wederkomst van de Here Jezus.
De dag van de bazuin heeft dan dus zeker te maken met het bazuingeschal waarop de Gemeente weggenomen zal worden. Ook dit bazuingeschal zal dan de wederkomst van de Here Jezus aankondigen, die dan ook na een periode van zware beproeving voor het volk Israël zal plaatsvinden.
Zowel aan het Pascha als aan het Loofhuttenfeest worden zeven dagen toegevoegd. Alleen aan het Loofhuttenfeest wordt nog eens extra een achtste dag toegevoegd. Deze achtste dag wordt ook wel de ‘Grote dag van het feest’ genoemd (Johannes 7:37). Het is de dag, waarop ‘Hij de dorstige zal geven uit de bron van het water des levens om niet’ (Openbaring 21:6) Dan is er sprake van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Acht is altijd een beeld van een nieuw begin, vandaar de achtste dag die aan het Loofhuttenfeest toegevoegd wordt. Het is dan tevens het laatste feest op de feestkalender van Israël.


Ik wilde u vragen of een echtpaar dat wil trouwen, waarvan er één gescheiden is, in de kerk kan trouwen? (J. C. v.d. Z. te @)

Antwoord:
Over dit onderwerp wordt heel verschillend gedacht. In de ene gemeente maakt men hierover geen enkel bezwaar, maar in de andere gemeente zal zoiets nooit toegestaan worden. Beide menen hiervoor Bijbelse argumenten te hanteren. Het is dus niet eenvoudig om hier zomaar even een antwoord op te geven.
Vaak wordt gekeken naar de schuldvraag van de scheiding en indien degene die opnieuw in de kerk wil trouwen geen schuld aan de scheiding heeft, zal men het huwelijk in de kerk niet weigeren. Zo wordt iedere huwelijksaanvraag weer opnieuw onderzocht, gewogen, aanvaard of verworpen.
Toch wil ik u wijzen op het feit dat in de meeste gevallen van scheiding nooit één partner de volledige schuld heeft. Het kan misschien zijn dat een ontrouwe daad de druppel is die de emmer deed overlopen, maar er ging meestal wel een heel traject aan vooraf. Mijns inziens kun je vrijwel nooit spreken van eenzijdige schuld aan een echtscheiding. Man en vrouw, die met elkaar getrouwd zijn hebben hun ‘ja-woord’ voor Gods aangezicht uitgesproken. In verband met deze echtscheidingskwestie zegt de Here Jezus: ‘Laat het ja, dat gij zegt, ja zijn en het neen, neen’ (Matteüs 5:31-37). Persoonlijk heb ik er grote moeite mee om iemand die voor Gods aangezicht “ja” tegen zijn/haar partner gezegd heeft, opnieuw voor Gods aangezicht hetzelfde ‘ja-woord’ te laten uitspreken maar dan nu tegen een andere partner.
De gemeente wordt een ‘pijler en fundament der waarheid’ genoemd (1 Timotheüs 3:15). Het lijkt mij dat deze pijler en dit fundament door het sluiten van huwelijken van hen die gescheiden zijn, ondergraven wordt. In sommigen gemeenten worden zulke huwelijken niet bevestigd, maar wordt er wel voor hen gebeden, soms in de kerk en soms ook gewoon thuis. Het valt niet mee om hierin Bijbels te handelen. We zullen ons hierin echter niet moeten laten leiden door pastorale gevoelens, maar in de eerste plaats door Zijn Woord, dat niet harteloos, maar juist liefdevol aan ons gegeven is.


U schrijft in nr.18 dat met de ‘zonen Gods’ uit Genesis 6:2 ook gewoon mensen van het mannelijk geslacht bedoeld kunnen worden. Ik heb altijd geleerd dat het Hebreeuwse woord voor de zonen Gods in deze tekst ‘nephilim’ is. Bij mijn weten is dat geen synoniem voor ‘man’ of ‘mannelijk geslacht’. Kunt u dit toelichten? (H. v. L. te @)

Antwoord:
Over de uitdrukking ‘De zonen Gods’ wordt vaak heel verschillend gedacht. Gaat het hier om bovennatuurlijke wezens, om gevallen engelen of om gewoon mensen van het mannelijk geslacht? De uitdrukking ‘Benêj haelohiem’ die hier in het Hebreeuws gebruikt wordt, laat velerlei uitleg toe:
• Zonen van God, of zonen van goden (niet voor de hand liggend in dit verband).
• Goddelijke wezens, engelen (wel passend binnen dit kader).
• Op God gerichte personen. Eventueel Seth en de zijnen. De nakomelingen van Seth riepen namelijk de naam des Heren aan (Genesis 4:26).
• Personen die God dierbaar zijn als kinderen (Exodus 4:22, Deuteronomium 14:1).
• Zonen van rechters of andere autoriteiten. Aanzienlijke personen. Bijvoorbeeld: Exodus 21:6, Psalm 82:1.
• Personen gekenmerkt door buitengewone eigenschappen. Buitengewone krachtfiguren. Geweldenaars. De term ‘haelohiem’ dient dan om het onbegrensde en nauwelijks voorstelbare aan te duiden. Deze laatste interpretatie past het best in deze samenhang, waarin de mensen aansprakelijk blijken te zijn voor de wantoestanden.
(uit: Woord voor woord vertaling van het boek Genesis, dr. M. Reisel, pag. 40)

ds. Theo Niemeijer