Vrijheid van de Gelovige

Gert van de Weerd • 85 - 2009 • Uitgave: 14/15
Heeft u er wel eens over nagedacht wat ware vrijheid is? Het begrip wordt heel verschillend ervaren. Voor de één betekent het zelfbeschikking, de ander denkt aan democratie en een derde heeft de vrije natuur in gedachten. Het woord vrijheid draagt dus niet altijd dezelfde betekenis.

Gedurende de laatste wereldoorlog was vrijheid een heel belangrijk woord. Vrijheid van dictatuur - de Duitse bezetter - daar draaide alles om. Tijdens de 80-jarige oorlog ging het om vrijheid van godsdienst. En de aanstichters van de Franse revolutie zagen in de begeerde vrijheid het einde van de dictatoriale macht van de koning, maar ook de bevrijding uit de macht van de Rooms Katholieke kerk. In al die gevallen betekent vrijheid ‘bevrijd worden van’. Maar, als het ideaal eenmaal bereikt werd, bleek die vrijheid al gauw niet zo zoet te smaken als verwacht werd.

Ik doe wat ik wil
Wij leven in het ‘vrije’ westen. Vrijheid van dictatuur of van vreemde bezetting speelt bij ons geen rol meer. Voor de moderne westerse mens betekent vrijheid, dat er voor hem geen grenzen meer zijn. Dat geldt onze reislust, echter meer nog ons gedrag.
Steeds meer mensen zoeken grenzen in hun gedrag op, om die vervolgens te overschrijden. Dat is een vorm van vrijheid die nog betrekkelijk nieuw is. Tot voor kort waren er namelijk duidelijke grenzen op allerlei gebied; maatschappelijk en godsdienstig. Daarin telden begrippen als: fatsoen, maatschappelijke rangorde, traditie, cultureel erfgoed, maar ook Gods wet. Vanuit die achtergrond ontwierp de overheid tal van wetten om de samenleving te ordenen en de mens tegen zichzelf te beschermen. Zo werd de overheid ook de bewaarder van de geestelijke gezondheid in onze maatschappij.

In de tegenwoordige, moderne tijd is dat allemaal anders geworden. Voor het individu wordt maximale vrijheid nagestreefd. Er zijn eigenlijk nauwelijks grenzen meer. De enige inperking is, dat het functioneren van de openbare gemeenschap niet hinderlijk mag worden aangetast. Maar als volkomen vrijheid alle grenzen slecht, dan is de mens zijn eigen god en bestaat er geen goed of kwaad meer. Dan is slechts begeerte de drijfveer. Leidt dat tot geluk? Dat wordt wel gesuggereerd(!) - maar dat is beslist niet het geval. Het maximaal najagen van ongeremde seks, de prikkel van roes- en genotsmiddelen, de obsessie om rijk te worden, voortdurend het gevaar opzoeken om zo de grenzen te verleggen,… Het voert slechts tot geestelijke leegheid. En de kick van het ‘grenzen overschrijden’ wordt zo een verslaving die nauwelijks te genezen is. Mensen die zo leven worden gevoelsarm; zij leven van de extase en dienen zo de satan.

Heb lief en doe wat je wilt!
Een gewaagde uitspraak? Misschien wel, maar hij komt niet van de eerste de beste. Het was de kerkvader Augustinus die dat zei. Maar,… is ze ook juist? Het klinkt wel goed en niet weinig christenen leven vanuit die leefregel. Ga je er echter dieper over nadenken, dan komen de vragen en bezwaren. Verschaft elke daad uit liefde altijd vrijheid? Ik denk het niet. Hoe vaak handelen gelovige christenen niet uit liefde en moeten zij desondanks achteraf tot hun schrik ervaren, dat ze de ander daarmee niet gediend hebben. Is dat vrijheid?… Beslist niet, want het brengt ongewild verdriet.

Vrijheid zit van binnen!
Vrijheid vind je dus niet in dingen die je doet. Waar kunnen we dan wel vrijheid vinden? Een bekende wetenschapper, dr. Rudolf Steiner, kwam eens tot de conclusie dat ware vrijheid een geestelijke houding is. Hijzelf was een ongelovige en grondlegger van een dwaalleer (antroposofie). Toch kwam hij er dichtbij. Want ware vrijheid zit inderdaad van binnen. Die ervaar je. Daarvoor bestaat geen doktersrecept; wel een arts: Jezus Christus!

Als we het zelf niet weten, vragen we het aan God!
De Bijbel is heel duidelijk over ware vrijheid: ‘Waarachtig, ik verzeker u: iedereen die zondigt is een slaaf van de zonde. Nu blijft een slaaf niet voor eeuwig in huis, maar de Zoon blijft wel voor eeuwig. Dus wanneer de Zoon u vrij zal maken, zult u werkelijk vrij zijn’ (Joh. 8:34-36).
Werkelijk vrij; dat zochten we. Maar, waarvan worden we vrij gemaakt? Het antwoord staat in Romeinen 8:2 ‘De wet van de Geest die in Christus Jezus leven brengt, heeft u bevrijd van de wet van de zonde en de dood.’
Slaaf van de zonde. Wat houdt dat in? Dat we onderworpen zijn aan de grillen van onze natuur en kwetsbaar zijn voor verleidingen van buitenaf. Dat uit zich bijvoorbeeld in begeerte, afgunst, woede, ergernis en haat. In feite betreft dat elke negatieve eigenschap die in ons woont. Het is Gods wet die ons confronteert met onze tekortkomingen. Die ons duidelijk maakt dat wij nooit aan Zijn wet zullen kunnen voldoen. Toch vormt die wet het voorportaal van ware vrijheid. En in die worsteling, die we als mens altijd zullen verliezen, komt Jezus Christus ons te hulp: ‘Christus heeft ons bevrijd opdat wij in vrijheid zouden leven; houd dus stand en laat u niet opnieuw een slavenjuk opleggen’ (Gal. 5:1).

Maar de wet dan, is die afgeschaft?
Beslist niet, want God is het onveranderlijke Opperwezen: ‘De wet zelf is heilig en de geboden zijn heilig, rechtvaardig en goed’ (Rom. 7:12).
De wet blijft van kracht, maar wordt verzacht. Want als we kiezen voor Jezus Christus komt Hij tussen God en de wet in te staan. Dan ziet God ons niet meer rechtstreeks aan, maar via Zijn Zoon, Jezus Christus. Het is alsof de Almachtige een bril op zet en dan zijn we - eens besmet door de zonde - plotseling wit als sneeuw; dus onbevlekt!

Heiligmaking
De weg naar volledige vrijheid is geen stap ineens. Het is een proces. Daarin is Jezus ons grote voorbeeld. In dat leerproces proberen we steeds meer op Jezus te lijken, die de volmaakte wet vertegenwoordigt: ‘Wie zich daarentegen spiegelt in de volmaakte wet die vrijheid brengt, en dat blijft doen, niet als iemand die hoort en vergeet, maar als iemand die ernaar handelt - hem valt geluk ten deel, juist om wat hij doet’ (Jak. 1:25).
Zij, die zich oefenen in het volgen van Jezus Christus, worden steeds meer vrij en dus gelukkiger. Die diepe vrede, die helaas maar bij vlagen ervaren wordt, is de opmaat is voor een nog groter geluk na ons sterven; als we Christus mogen ontmoeten. Dat leerproces noemen we heiligmaking: ‘Door Christus worden wij rechtvaardig en heilig en door hem worden wij verlost’ (1Kor. 1:30).
Daarin vervullen we de wil van God: ‘In Christus immers heeft God, voordat de wereld gegrondvest werd, ons vol liefde uitgekozen om voor hem heilig en zuiver te zijn’ (Ef. 1:4).
Jezus zegt het zo: ‘Wanneer u bij mijn woord blijft, bent u werkelijk mijn leerlingen. U zult de waarheid kennen, en de waarheid zal u bevrijden (…) Waarachtig, ik verzeker u: iedereen die zondigt, is een slaaf van de zonde. Nu blijft een slaaf niet voor eeuwig in huis, maar de Zoon blijft wel voor eeuwig. Dus wanneer de Zoon u vrij zal maken, zult u werkelijk vrij zijn’ (Joh. 8:31-36).

Wanneer zijn we heilig?
Die heilige staat halen we niet in dit leven, dat is onmogelijk. Want het vergankelijke (ons aardse lichaam) moet het onvergankelijke aandoen. Dat betreft de zaligheid; na dit leven. Die heeft Jezus voor Zijn kinderen bereid. Daarom zegt Paulus: ‘Moge de Heer u door die liefde kracht geven, zodat u zuiver en heilig voor onze God en Vader zult staan wanneer onze Heer Jezus komt met al de zijnen. Amen’ (1Tess. 3:13).

Gert van de Weerd