“Want mijn ogen hebben uw heil gezien...”

Gieneke van Veen-Vrolijk • 87 - 2011 • Uitgave: 25/26
(Lucas 2:30)

In Lucas 2:21-38 wordt beschreven hoe de Here Jezus in de Tempel werd voorgesteld en de gebeurtenissen die zich hierbij afspeelden, een geschiedenis waarin Simeons loflied centraal staat. Wat is de inhoud en betekenis van dit lied? Die vraag is vooral persoonlijk: hebben mijn ogen Gods Heil gezien?

Simeon
Deze man is ons bekend vanwege zijn optreden in de tempel en het loflied waaraan zijn naam is verbonden. Of Simeon in zijn tijd en omgeving een bekend man was kan niet gezegd worden. Er is nogal eens gespeculeerd omtrent zijn identificatie, maar dit is een moeilijke vraag, daar zijn naam ‘Shim`on’ veelvuldig in Israël voorkwam.1 Veel belangrijker dan zijn identificatie is wat hij heeft gedaan en gezegd en daarvan biedt Lucas ons - door Gods Geest geïnspi-reerd - een compact en duidelijk verslag, waarin wordt weergegeven met welke indringende woorden Simeon de Here Jezus begroette.
Belangrijk is, hoe deze Simeon wordt beschreven (vers 25-27a). De aanduiding ‘rechtvaardig’ wordt - evenals op Zacharia, Elisabeth (1:6) en Jozef (Matteüs 1:19) - ook op hem toegepast2; dit houdt vooral in dat hij zich richtte naar Gods Woord.
Simeon was onderricht in de Messiasverwachting (Maleachi 4:2). Lucas deelt mee dat Simeon de vertroosting van Israël verwachtte (vers 25c), wat inhoudt dat deze man vol vertrouwen uitkeek naar de komst van de beloofde Messias waardoor, zo verwachtte men in die tijd, Gods Koninkrijk gevestigd zou worden.
Gods Geest was op Simeon en openbaart hem dat hij de Messias van de Here zou zien en leidt hem naar een ontmoeting met Hem (vers 25d-27a). Simeon had gezien met de geestelijke ogen van het geloof en wordt zo geleid naar de juiste plaats op het juiste moment. De woorden die Simeon als lofprijzing aan de Here God uitsprak werden door hem in poëtische vorm geuit.

De hymne (Lucas 2:29-32)
Simeons lofprijzing is een korte, prachtige hymne en is zelfs in de Griekse versie van Lucas duidelijk herkenbaar als oorspronkelijk Hebreeuwse (of Aramese) poëzie. Het lied is opvallend door eenvoud en soberheid. Het bevat veel Oudtestamentische gedachten en is als een Nieuwtestamentische psalm wat betreft stijl, vocabulaire, vorm en inhoud vergelijkbaar met de Oudtestamentische Psalmen. Simeons kernthema is Gods Messiaanse Heil.

‘…heengaan in shalom…’ (vers 29)
De aanvang ‘nu’ geeft het beslissende punt in Simeons leven aan. Hij vergelijkt zichzelf met een slaaf die moe(s)t waken. Hij brengt zijn meester verslag uit dat zijn wachterstaak vervuld is en hij van deze plicht ontheven mag heengaan, omdat het doel van zijn waken bereikt is: Hij ziet nu de Messias van de Here, naar Gods beloftewoord (vers 26).3 Het begrip shalom heeft in Simeons tijd messiaanse strekking.

‘…Uw heil gezien… bereid… voor… alle volken’ (vers 30-31)
Het heil - Hebreeuws: Jeshua` - is nu gepersonifieerd in het Kind in zijn armen. Gods Jeshua` is volgens de Oudtestamentische profetische heilsverwachting voor alle volken. ‘Gods Heil zien’ is een uitdrukking uit de Psalmen (Psalm 50:23b; 98:3), maar hierin klinkt ook Jesaja door, die spreekt over ‘de einden der aarde… die Gods Heil zullen zien…’ (Jesaja 52:10; vgl. 40:5). Deze woorden van Jesaja vormen zo een inhoudelijke verbinding tussen de verzen 30 en 31.

‘Een licht tot verlichting der heidenen en heerlijkheid… Israël.’ (vers 32)
Dit deel van de lofpsalm werkt de inhoud van vers 31 verder uit. Simeon zingt hier Jesaja na, met name betreffende de lijdende Knecht van de Here: ‘…tot licht der heidenen… om Mijn heil te zijn…’ (Jesaja 42:6d; 49:6c).
Licht en heerlijkheid Gods komen regelmatig paarsgewijs voor in het Oude Testament, evenals bij Jesaja (60:1,2, 19,20; 58:8). Gods Heil/Jeshua` wordt door Simeon bezongen als ‘licht voor volkeren’ (vers 32a) en ‘heerlijkheid voor Israël’ (vers 32b), waarmee hij opnieuw Jesaja volgt.
Tenslotte klinkt Jesaja door (vers 34) in Simeons profetische woorden ‘…tot val en opstanding…’ die teruggaan op de verworpen ‘steen des aanstoots’ (Jesaja 8:14,15; 28:26; Psalm 118:22). Simeons taal aangaande de steen is niet gelijk aan die van Jesaja, maar de messiaanse gedachte wel.

Simeons loflied is, naar vorm en inhoud beluisterd, een messiaanse psalm waarin Oudtestamentische heilsverwachting doorklinkt. Hierin mogen wij - heel persoonlijk! - Gods Heil in de geboren Zaligmaker aanschouwen: “mijn ogen hebben uw Heil gezien…”

Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk

1 Zie Gen. 29:33; 35:23; Ex. 1:2; 1Kron. 2:1: Ezra 10:31; Luc. 3:30; Hand. 13:1; 15:14; 2Petr. 1:1.
2 Evenals op Jozef van Arimathea (Luc. 23:50) en Cornelius (Hand. 10:22).
3 Simeon hoeft geen oude man te zijn geweest, zoals veelal gemeend wordt vanwege de Goddelijke belofte in vers 26b en zijn woorden in vers 29.