Wees verdrietig
Verbrokenheid, waarvan de tollenaar in de tempel zich bewust was (Luc. 18:13), is nodig om vrede met God te hebben. Het gaat hier niet om verdriet over de moeilijke omstandigheden of dingen die wij zouden missen. Het gaat om onze ellendige
toestand omwille van de zonde en de verbrokenheid van de schepping (vgl. Rom. 8:22-23). Wie daarbij beseft dat Gods toorn over de zonde gerechtvaardigd
is en dat hij ook zelf die toorn verdient, zit pas goed in de ellende. Met dat besef mogen wij bij God komen, want dan kan Hij ook des te meer genade
verlenen (Jak. 4:6).
Verdriet over de zonde maakt ons zalig (Matt. 5:4). Het gaat niet om verdriet in het algemeen, alsof een verdrietig leven een voorwaarde is om bij God te komen. Het gaat om verdriet over de zonde, treuren
over het besef van schuld, die inkeer brengt tot heil.
Wij steken ons niet in zak en as. Onze tranen worden in onze cultuur netjes bedwongen. Zelfs bij een begrafenis gaat het er beheerst en deftig aan toe. Toch zijn uiterlijke tekenen van innerlijk verdriet
gepast. Indien wij onze zonde beseffen
vergaan wij, net als Petrus nadat de haan drie maal kraaide, van verdriet (Marc. 14:72). Maar aangezien er in de gemeente zo weinig over de zonde wordt gehuild
Wij kunnen beter nu stoppen met lachen en plezier en treurig en neerslachtig zijn, dan dat wij het straks zullen moeten zijn in het oordeel (Luc. 6:25). Wie nu weent is zalig en zal getroost worden (Matt. 5:4). Straks is het te laat.
toestand omwille van de zonde en de verbrokenheid van de schepping (vgl. Rom. 8:22-23). Wie daarbij beseft dat Gods toorn over de zonde gerechtvaardigd
is en dat hij ook zelf die toorn verdient, zit pas goed in de ellende. Met dat besef mogen wij bij God komen, want dan kan Hij ook des te meer genade
verlenen (Jak. 4:6).
Verdriet over de zonde maakt ons zalig (Matt. 5:4). Het gaat niet om verdriet in het algemeen, alsof een verdrietig leven een voorwaarde is om bij God te komen. Het gaat om verdriet over de zonde, treuren
over het besef van schuld, die inkeer brengt tot heil.
Wij steken ons niet in zak en as. Onze tranen worden in onze cultuur netjes bedwongen. Zelfs bij een begrafenis gaat het er beheerst en deftig aan toe. Toch zijn uiterlijke tekenen van innerlijk verdriet
gepast. Indien wij onze zonde beseffen
vergaan wij, net als Petrus nadat de haan drie maal kraaide, van verdriet (Marc. 14:72). Maar aangezien er in de gemeente zo weinig over de zonde wordt gehuild
Wij kunnen beter nu stoppen met lachen en plezier en treurig en neerslachtig zijn, dan dat wij het straks zullen moeten zijn in het oordeel (Luc. 6:25). Wie nu weent is zalig en zal getroost worden (Matt. 5:4). Straks is het te laat.