Wetenschap; vijand van het geloof?! (2)

Hans Kruisman • 85 - 2009 • Uitgave: 19
In het eerste deel van dit artikel (zie Het Zoeklicht 18) bespraken we de relatie van het levensbeschouwelijke fundament tot de wetenschap. We concludeerden dat wetenschap nooit neutraal kan zijn. Daarnaast zagen we dat de Bijbelse taal niet de taal van de wetenschap spreekt, maar de taal van de waarneming.

Bijbel en wetenschap
Het fundament en hetgeen erop wordt gebouwd zijn niet te scheiden. Het fundament is hoofdzakelijk onze levensbeschouwing, die door de Bijbel wordt gevoed. Het bouwwerk op het fundament is onder andere de wetenschap.
Hoe staat het Woord van God, de Bijbel, tegenover de wetenschap?
De mond van God kan toch niet in tegenspraak zijn met de vinger van God? Zij zijn te onderscheiden, maar niet te scheiden van elkaar. De mond van God zien we in Psalm 19:7 en de werken van Gods vinger zien wij onder andere in Psalm 19:1-2. Bijbel (mond van God) en Schepping (vinger van God) zijn niet met elkaar in tegenspraak! Ook op de weg van de wetenschap dienen wij Hem te kennen (Spr. 3:6). Hij is de God van de wetenschap (1Sam. 2:3, St.Vert.). Groot zijn de werken des HEREN, na te speuren door allen die er behagen in hebben (Ps. 111:2). God heeft de wereld geschapen (Hebr. 11:3) en wetten ingesteld. Bovendien onderhoudt Hij deze (Ps. 104:10-30).

Wordt ons handelen primair gevoed door de ‘rede’ (het menselijk verstand) of door het ‘Woord’? Twee mogelijkheden. We spreken van een ‘vleselijk’ denken dat zich boven de Schrift stelt, of we spreken van het ‘geestelijk’ denken dat zich laat leiden door de Heilige Geest.
Natuurlijk onderschrijven wij dit laatste denken, een denken dat zich wenst te conformeren aan Hem en Zijn Woord. ‘…wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken…’ (Rom. 12:1-2)! De gevallen mens moet zich realiseren dat het verstand verduisterd is (Ef. 4:17-18).

Een paar voorbeelden uit de praktijk.
Citaat 1: ‘De theologie kan strikt wetenschappelijk beoefend worden, mits de beoefenaar enige afstand neemt van het geloof in God…’ Bij deze persoon, een bekende voorganger uit een PKN-gemeente, staat de rede op de troon van zijn leven. In dit voorbeeld wordt de moderne theologie gezien als de wetenschap die uitmaakt wat waar is in de Bijbel en wat niet. Dit is geen wetenschap, maar een levensbeschouwelijke stelling!

Citaat 2: ‘Je mag er niet bij voorbaat vanuit gaan dat de Bijbel betrouwbare historische informatie geeft…’ Dit is wederom een voorbeeld van een levensbeschouwelijke stelling die niet Schriftgericht is. Voor hen die de God der Schriften, het onfeilbare Woord van God, gehoorzaam willen zijn, dient de Bijbel zelf uit te maken wat waar is en wat niet. Dan denk je Schriftgericht.

Citaat 3: ‘Genesis is niet een historisch verhaal, maar een mythe…’ Deze uitspraak is ook het gevolg van een denkkader dat gelooft in de ‘neutrale’ wetenschap en de aanvaarding van de Schriftkritiek om de historiciteit van onder andere Genesis 1-11 los te laten. Het is niet het resultaat van een grondig Schriftgericht onderzoek. Integendeel, de Bijbel spreekt helder en eenduidig over historische gebeurtenissen. In den beginne schiep God, de Almachtige, door Zijn Woord. Hier is geen sprake van een evolutionair proces. Hij sprak en het was er, Hij gebood en het stond er (Gen. 1:26 e.v.). De apostelen vatten de tekst uit de eerste hoofdstukken van Genesis letterlijk op. Zie onder andere in Handelingen 17:24-26 ‘Hij heeft uit een enkele het gehele menselijke geslacht gemaakt om op de ganse oppervlakte der aarde te wonen…’

Het is belangrijk om in te zien dat ook de theologie, een bouwwerk zoals al de andere wetenschappen, feilbaar - gebrekkig mensenwerk - is. De consequentie is dat wij ervan doordrongen moeten zijn dat wij de ‘theologie’ niet gelijk aan het onfeilbare ‘Woord’ mogen stellen.
Alleen in ‘Woord en Geest’ kunnen theologische concepten betrouwbaar zijn. De moderne theologie spreekt als rechter over het Woord van God in plaats van het omgekeerde. Het valt mij op dat satan voortdurend het proces van ‘omkering’ als wapen in de geestelijke strijd gebruikt. (Zie voor verdere studie het boek De Bijbel aan het Woord, een uitgave van het Zoeklicht)

Tot slot
Het valt mij op dat vele grote geleerden het betrekkelijke van de wetenschap onderstrepen en zeer bescheiden over hun vakgebied spreken. Niels Bohr, een bekend natuurkundige, getuigde dat zowel de ‘religie’ als ‘natuurkunde’ over de echte werkelijkheid gaan en dat dit door mensen ervaren kan worden. Volgens Bohr is in beide gevallen die werkelijkheid te groot om door ons omvat en begrepen te worden.
Dit zien we ook ten dele terug in de Bijbel. Prediker zegt dat de mens uiteindelijk niets onder de zon kan doorgronden. ‘…dat de mens niets kan ontdekken van het werk Gods, dat onder de zon geschiedt; want hoezeer de mens zich ook aftobt met zoeken, hij kan het niet ontdekken, en wanneer soms een wijze mocht zeggen, dat hij het weet, hij kan het niet ontdekken’ (Pred. 8:17).
Geloof en wetenschap zijn te onderscheiden als fundament en bouwwerk. Ze spreken elkaar nooit tegen, omdat ze een gemeenschappelijke bron kennen. Het Woord dat God sprak!

Wij kunnen de wetenschap en het geloof ook zien als twee bondgenoten die op weg gaan naar het ‘volmaakte kennen’. En dit ‘volmaakte kennen’ zal realiteit worden op het moment dat wij Hem zullen ontmoeten (1Kor. 13:8-12). Wetenschap en geloof zijn als twee, bij elkaar horende kennislijnen waarvan het snijpunt, de ‘Waarheid’, pas in de nieuwe schepping zichtbaar wordt. Wat is het bedrijven van wetenschap naar de wil van God? Het is wetenschap die de vreze des Here ziet als het begin van alle wijsheid en inzicht (Ps. 111:10). Dan stuurt de Waarheid ons subjectief inzicht in de ervaringswerkelijkheid. Een noodzakelijke relatie.
Om de relatie Schriftgericht en Scheppingsgericht denken te onderstrepen, eindig ik met dezelfde woorden als in het eerder geschreven artikel Ieder heeft zo zijn eigen mening over de Bijbel in Het Zoeklicht nummers 6,7 (2009): ‘Wanneer wij in die conditie blijven zullen wij groeien naar het beeld van Jezus Christus. Dan leven wij een zinvol leven. Een leven tot lof Zijner heerlijkheid.’

Hans Kruisman