Wie een vriend van de wereld wil zijn…

Feike ter Velde • 83 - 2007 • Uitgave: 5
Wie een vriend van de wereld wil zijn…



Blijkens een recent onderzoek, gehouden in opdracht van de Evangelische Omroep, blijkt dat de achterban van de EO – de EO-leden dus, wel orthodox geloven, maar in de praktijk niet veel anders zijn dan ongelovigen.
Het werd getypeerd met: ‘Men wil wel, maar men doet niet’. Er is weinig maatschappelijke en missionaire inzet. Van zo’n constatering sta je wel even te kijken. Hoe kan dat?




Het blijkt vooral voor de jongere generatie moeilijk te zijn om in deze wereld te leven als christen. Jongeren blijken er echter minder moeite mee te hebben om vrijmoedig over hun geloof te spreken. Ook ouderen lijken weer wat meer te durven, zegt men bij de EO. Er vond een conferentiedag plaats met als thema ‘De verlegenheid voorbij’. Columnist Jan Blokker had geschreven: ‘De christenen beginnen weer praatjes te krijgen’, of woorden van gelijke strekking. Dat sloeg erop dat christenen – i.c. de ChristenUnie – in het kabinet Balkenende meeregeren. De wereld is kennelijk enigszins in verwarring als blijkt, dat ook het orthodoxe deel van de natie dat op de ChristenUnie stemt – de SGP is vanouds allang een orthodoxe deelnemer in de politieke arena – ook nog stem krijgt in de regering. Men had toch immers christen, Bijbel en kerk allang naar het museum verwezen? Maar wat blijkt: de EO is een grote (de grootste?) omroep, de EO-Jongerendag trekt steeds tienduizenden jongeren en de ChristenUnie zit in het kabinet. Opperste verwarring in de Amsterdamse grachtengordel, oftewel het intellectuele, links-liberale deel van ons volk. Enkele columnisten schroomden niet om de meest lage verdachtmakingen aan christenen toe te schrijven, zoals mevrouw Elsbeth Etty in NRC-Handelsblad. In haar domme redenering – want dom is het, uiterst dom en zonder blijk van enige historische feitenkennis – gooiden ze de achterban van de ChristenUnie op één hoop met fundamentalistische moslims, die bommen gooien en zichzelf opblazen. Ze blies hoog van de toren in de bekende kretologie van de academische atheïsten van Nederland, die voortdurend in de media moeten herhalen dat ze ‘niets’ geloven. Nou best, dat mág in ons land, niets geloven. Maar daarmee hoef je mensen die wél geloven, toch niet te kwetsen met dergelijke kwalificaties? Dat is intolerant, onbeschaafd en onethisch.



Christenen mogen daar best op reageren en sommigen doen dat ook. Soms zeer fel en met de juiste wapenen, zoals onlangs en steeds weer de R.K.priester Antoine Bodar. Hij staat midden in de intellectuele wereld en is voortdurend in de media te zien en te horen. Hij schroomt niet met grote mate van historische kennis, het gebral van de Amsterdamse grachtengordel te weerleggen. Onlangs woonde ik een lezing van hem bij, die mij zeer boeide. Christenen staan midden in de wereld, van wetenschap, onderwijs, media en waar niet. In de wereld staan christenen ook van hun geloof te getuigen, zoals wetenschappers dat vroeger ook al deden. Want: ‘wie denkt moet geloven’, schreef de Britse topwetenschapper, Dr. A.E. Wilder Smith in de jaren ‘80. Toen een journalist aan de beroemde wetenschapper Michael Faraday (1791–1867) vroeg hoe hij, als wetenschapper, nu toch christen kon zijn, antwoordde Faraday: “Hoe zou ik wetenschapper kunnen zijn zónder te geloven in de God van de Bijbel, de grote Schepper aller dingen?”



Bij de EO blijkt men, naar eigen zeggen, nu ‘de verlegenheid voorbij’ te zijn als het gaat om het christelijk geloof. Maar over wélk geloof hebben we het dan? En over welke verlegenheid? Christenen staan in deze wereld toch niet in verlegenheid? We hebben de beste boodschap, het meest logische concept voor natuur en wereld – de schepping door de Schepper – en we hebben de Bijbel gekregen als licht op ons pad met de unieke boodschap van een God die Liefde is en een uniek concept voor vergeving en een nieuw begin. Hoe kan men dan in verlegenheid zijn geweest? In mijn 30-jarige werkzame periode bij de EO heb ik daar gelukkig nooit last van gehad en er ook niets van gemerkt bij anderen. De levende God als Schepper, de Here Jezus als Verlosser en de Heilige Geest als Gods ‘dynamis’, kracht, stonden steeds voor alle uitkomsten garant. Hoezo verlegenheid? Op die vraag kreeg ik helaas geen antwoord.



De verlegenheid zou daarin moeten bestaan, dat uit onderzoek blijkt dat christenen vandaag in bijna niets verschillen met de wereld. Dat was het resultaat van het onderzoek. Nu moeten we niet direct omvallen bij resultaten van onderzoeken. Vandaag hebben we steeds te maken met de ‘gesel van de sociologie’ die ons zegt wat we moeten vinden van de werkelijkheid waarin we leven. Want ‘de sociologie heeft het onderzocht’ en dat is einde van alle tegenspraak. In het begintijd van de EO (in 1972) onderzocht een socioloog de nog kleine EO-achterban. Zijn resultaten schreef hij neer in het gezaghebbende blad ‘Intermediair’. De EO zou na enkele jaren voortstrompelen neerzijgen en niet meer opstaan. Zo zou de EO, volgens deze doctorandus sociologie, vrij spoedig aan zijn einde komen. Vandaag weten we beter. De EO is nog steeds een wonder.



Maar laten we ervan uitgaan dat er iets van wáár is, dat christenen in niets verschillen van niet-christenen. Dat de christenheid vandaag volop wereldgelijkvormig is geworden. Dat we net zo hedonistisch (genotzuchtig) zijn en in alles op dezelfde wijze als de wereld ‘onze begeerten in hartstocht en wellust doorbrengen’. Rob Hondsmerk, directeur van de stichting Chris, merkte op dat kindermishandeling en echtscheiding in christelijke gezinnen evenveel voorkomt als in niet-christelijke gezinnen. Hoe kan dat? Wat is er mis met ons en met de prediking in de kerk, met de verkondiging van de EO? Hierover zouden we vandaag toch in volstrekte verlegenheid moeten zijn? Het ‘Gij geheel anders’ blijkt er niet te zijn. Dan heeft de Amsterdamse grachtengordel ook helemaal niets te vrezen van de christenen, die men wil bestrijden. Zij zullen vanzelf verdampen in de samenleving.



De apostel Jakobus – de oudste broer van Jezus en de leider van de gemeente te Jeruzalem – spreekt in zijn brief met ongekend felle bewoordingen over dit soort christenen. Er blijkt ‘strijden en vechten’ onder hen te bestaan (4:1). Hij wijst naar de diepere oorzaken van dat strijden – vandaag zouden we bijvoorbeeld kunnen zeggen: kerkscheuringen, theologische onverdraagzaamheid etc. – door te wijzen op ‘bittere naijver en zelfzucht’ (3:14). “De oorzaken liggen in jullie onveranderde hart,” zegt Jacobus. Het gevolg van die naijver en zelfzucht – zij is aards, ongeestelijk, duivels (!) – is wanorde en kwade praktijk (3:16). Wie heeft zulke woorden ooit van de kansel gehoord? Hij noemt dit soort christenen ‘overspeligen’ die de vriendschap van de wereld zoeken. Hij zegt daarbij, dat vriendschap met de wereld daadwerkelijk vijandschap is tegen God. De verlegenheid die christenen moet kenmerken zou gelegen moeten zijn in ons meegaan met de wereld, zonder keuzes te maken ter wille van ons geloof en de geboden van God. We zouden voor de Here met een ‘beschaamd gelaat’ (Dan. 9:7) moeten staan en ons voor Hem moeten verootmoedigen. In die verlegenheid zouden de geestelijke leiders en de populaire opiniemakers ons moeten voorgaan. We komen er niet met nieuwe maniertjes, nieuwe liturgieën en nieuwe liederen, hoe goed en mooi op zich dan ook. De wereld zou veranderen als de Gemeente van Christus zich voor Hem zou verootmoedigen in gebed en voorbede, opdat de kracht van de Heilige Geest onder ons wonderen van bekering en genezing kan werken. Voor die kracht zou de Amsterdamse grachtengordel moeten vrezen, want zij is van hemelse oorsprong en overwint alle aardse vijandschap tegen de Here en Zijn Messias (Ps. 2).

Waar die kracht ontbreekt, is er een steeds verder afglijden van Gods Woord, een steeds meer goedpraten van de zonde en een voortgaande zoektocht door christenen naar acceptatie door de wereld. Dat is daadwerkelijk vijandschap tegen God.



Feike ter Velde