Wie is de g(G)od van de islam?
‘Ik denk dat de Islamieten dezelfde God hebben als wij!’
De duistere machten bedriegen of misleiden ons constant. En wat doen wij? Onszelf beschermen tegen de macht der duisternis door de wapenrusting van God aan te doen en Hem te gehoorzamen naar Woord en Geest. Alleen in die conditie mogen wij ons veilig weten tegen de duisternis, alleen dan kunnen wij standhouden.
In een eerder artikel, zie Het Zoeklicht 2009 nummers 6 en 7, zijn vier regels geformuleerd:
1. Wij mogen niet boven de Schrift uitgaan.
2. Wij dienen ons te oefenen om elke gedachte of stelling onmiddellijk te onderwerpen aan het Woord van God.
3. Wij kunnen alleen groeien in de ‘rechte’ kennis wanneer wij de regels, die de Schrift ons geeft, respecteren.
4. Wandel in Hem, zodat Hij ons de Geest van kracht, wijsheid en Openbaring kan geven.
Dit artikel gaat over de vraag wie de g(G)od van de islam is. Vele gelovigen denken dat de god van de islam de God der Schriften is. Maar is dat juist? Ik wens dit onderwerp in alle nederigheid met u te bespreken. Want ook ik ben een kind van de gevallen schepping. Laten wij daarom in afhankelijkheid aan Hem de smalle weg bewandelen, met het respecteren van de vier geformuleerde regels.
Tijdens een lezing noteerde ik, van een gerespecteerde broeder in het geloof, de volgende uitspraken. ‘Ik denk dat de islamieten dezelfde God hebben als wij. Ze hebben slechts een vertekend beeld van God. De Koran leert dat het dezelfde god is. Zie ‘Soera’ (een ander woord voor ‘hoofdstuk’) 29:46 1 en Soera 2:136. De Profeet van Mekka heeft in zijn God Allah ook de God der Joden gezien, die van het Oude Testament… Allah betekent gewoon God. In zowel het Oude- als het Nieuwe Testament in het Arabisch wordt het woord ‘Allah’ gebruikt. Om een voorbeeld te geven, in de Arabischtalige Bijbel wordt aan Jezus gerefereerd als de zoon van Allah… enzovoorts.’
Ik zou u willen uitnodigen om nog eens aandachtig het bovenstaande citaat te lezen. Wat mij opvalt is dat de spreker alleen met zijn eigen vooronderstellingen, niet door de Schrift vastgesteld, een stelling poneert. ‘Ik denk dat de Islamieten dezelfde God hebben als wij. Ze hebben slechts een vertekend beeld van God.’ Ook hanteert hij een buiten-Bijbelse bron, de Koran, die zijn standpunt mede bepaalt. ‘De Koran leert dat het dezelfde god is.’ Dit alles is in strijd met de eerder geformuleerde regels. Bovendien zegt het woord Allah ons niet veel. Het is slechts een algemene aanduiding voor g(G)od. Wij dienen te onderzoeken wie die g(G)od is.
Natuurlijk hebben wij altijd onze eigen vooronderstellingen, maar dienen ons te oefenen om elke gedachte of stelling onmiddellijk te onderwerpen aan het Woord van God. Natuurlijk mogen wij buiten-Bijbelse bronnen hanteren2 , maar deze zullen slechts hooguit een ondersteunende rol kunnen spelen in relatie tot het Woord van God (denk hierbij o.a. aan het verkrijgen van inzicht). Laten wij duidelijk zijn: Buiten-Bijbelse bronnen maken geen deel uit van het fundament (Ef. 2:20) waarop wij mogen bouwen (1Kor. 3:9-15).
Wie is de g(G)od van de Islam?
Laten wij eerst eens kijken hoe Elia een overeenkomstig probleem oplost. ‘Toen naderde Elia tot het gehele volk en zeide: Hoelang zult gij aan beide zijden mank gaan? Indien de HERE God is, volgt Hem na; maar indien het de Baäl is, volgt hem na. Doch het volk antwoordde hem niets’ (1Kon. 18:21). Was de Baäl-god soms dezelfde als de God van Elia? Hadden de volgelingen van de Baäl alleen maar een ander Godsbeeld van eenzelfde god? Elia toetste dit door ‘openbaring’. ‘Roept gij dan de naam van uw god aan, en ik zal de naam des HEREN aanroepen. De God die met vuur zal antwoorden, die zal God zijn. En het gehele volk antwoordde: Dat is goed…’ (1Kon. 18:24). Hierdoor kon hij concluderen dat het niet dezelfde god was. Deze methodiek zullen wij in het volgende artikel ook volgen, om het antwoord te kunnen geven op de vraag wie de g(G)od van de islam is.
Hans Kruisman
1http://www.intratext.com/IXT/DUT0010/_index.htm
2 Stel dat God u de opdracht heeft gegeven om een bepaald onderwerp te bestuderen. Dan is het vervolgens onze verantwoordelijkheid om in gehoorzaamheid aan Hem rekening te houden met het gegeven dat wij niet alle buiten-Bijbelse bronnen kunnen of mogen raadplegen. Voorbeeld: God geve u het inzicht om te onderscheiden welke bronnen onder ‘occulte’ invloed staan. Deze mogen niet door ons geraadpleegd worden. Een christen kan onkundig (‘onnozel’ zie St.Vert.) zijn van kwaad en het tezelfdertijd ontwijken door de kennis die hij heeft van het goede. ‘Want uw gehoorzaamheid is bij allen bekend geworden. Over u verblijd ik mij dus, doch ik wil, dat gij niet alleen wijs zijt tot het goede, maar ook onbesmet van het kwade’ (Rom. 16:19).
God voorziet ons heel dikwijls van objectieve informatie door het instrument van de mens die uit die duisternis is gekomen tot het genadevolle Licht. Het komt helaas regelmatig voor dat oprechte christenen door het toetsen van het kwade zelf belast (of besmet) zijn geraakt. Het is een verzoeken van God wanneer wij iets doen dat tegen Zijn wil is. ‘…en zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, werp Uzelf dan naar beneden; er staat immers geschreven: Aan zijn engelen zal Hij opdracht geven aangaande u, en op de handen zullen zij u dragen, opdat gij uw voet niet aan een steen stoot. Jezus zeide tot hem: Er staat ook geschreven: Gij zult de Here, uw God, niet verzoeken’ (Matt. 4:6-7).
De duistere machten bedriegen of misleiden ons constant. En wat doen wij? Onszelf beschermen tegen de macht der duisternis door de wapenrusting van God aan te doen en Hem te gehoorzamen naar Woord en Geest. Alleen in die conditie mogen wij ons veilig weten tegen de duisternis, alleen dan kunnen wij standhouden.
In een eerder artikel, zie Het Zoeklicht 2009 nummers 6 en 7, zijn vier regels geformuleerd:
1. Wij mogen niet boven de Schrift uitgaan.
2. Wij dienen ons te oefenen om elke gedachte of stelling onmiddellijk te onderwerpen aan het Woord van God.
3. Wij kunnen alleen groeien in de ‘rechte’ kennis wanneer wij de regels, die de Schrift ons geeft, respecteren.
4. Wandel in Hem, zodat Hij ons de Geest van kracht, wijsheid en Openbaring kan geven.
Dit artikel gaat over de vraag wie de g(G)od van de islam is. Vele gelovigen denken dat de god van de islam de God der Schriften is. Maar is dat juist? Ik wens dit onderwerp in alle nederigheid met u te bespreken. Want ook ik ben een kind van de gevallen schepping. Laten wij daarom in afhankelijkheid aan Hem de smalle weg bewandelen, met het respecteren van de vier geformuleerde regels.
Tijdens een lezing noteerde ik, van een gerespecteerde broeder in het geloof, de volgende uitspraken. ‘Ik denk dat de islamieten dezelfde God hebben als wij. Ze hebben slechts een vertekend beeld van God. De Koran leert dat het dezelfde god is. Zie ‘Soera’ (een ander woord voor ‘hoofdstuk’) 29:46 1 en Soera 2:136. De Profeet van Mekka heeft in zijn God Allah ook de God der Joden gezien, die van het Oude Testament… Allah betekent gewoon God. In zowel het Oude- als het Nieuwe Testament in het Arabisch wordt het woord ‘Allah’ gebruikt. Om een voorbeeld te geven, in de Arabischtalige Bijbel wordt aan Jezus gerefereerd als de zoon van Allah… enzovoorts.’
Ik zou u willen uitnodigen om nog eens aandachtig het bovenstaande citaat te lezen. Wat mij opvalt is dat de spreker alleen met zijn eigen vooronderstellingen, niet door de Schrift vastgesteld, een stelling poneert. ‘Ik denk dat de Islamieten dezelfde God hebben als wij. Ze hebben slechts een vertekend beeld van God.’ Ook hanteert hij een buiten-Bijbelse bron, de Koran, die zijn standpunt mede bepaalt. ‘De Koran leert dat het dezelfde god is.’ Dit alles is in strijd met de eerder geformuleerde regels. Bovendien zegt het woord Allah ons niet veel. Het is slechts een algemene aanduiding voor g(G)od. Wij dienen te onderzoeken wie die g(G)od is.
Natuurlijk hebben wij altijd onze eigen vooronderstellingen, maar dienen ons te oefenen om elke gedachte of stelling onmiddellijk te onderwerpen aan het Woord van God. Natuurlijk mogen wij buiten-Bijbelse bronnen hanteren
Wie is de g(G)od van de Islam?
Laten wij eerst eens kijken hoe Elia een overeenkomstig probleem oplost. ‘Toen naderde Elia tot het gehele volk en zeide: Hoelang zult gij aan beide zijden mank gaan? Indien de HERE God is, volgt Hem na; maar indien het de Baäl is, volgt hem na. Doch het volk antwoordde hem niets’ (1Kon. 18:21). Was de Baäl-god soms dezelfde als de God van Elia? Hadden de volgelingen van de Baäl alleen maar een ander Godsbeeld van eenzelfde god? Elia toetste dit door ‘openbaring’. ‘Roept gij dan de naam van uw god aan, en ik zal de naam des HEREN aanroepen. De God die met vuur zal antwoorden, die zal God zijn. En het gehele volk antwoordde: Dat is goed…’ (1Kon. 18:24). Hierdoor kon hij concluderen dat het niet dezelfde god was. Deze methodiek zullen wij in het volgende artikel ook volgen, om het antwoord te kunnen geven op de vraag wie de g(G)od van de islam is.
Hans Kruisman
1http://www.intratext.com/IXT/DUT0010/_index.htm
2 Stel dat God u de opdracht heeft gegeven om een bepaald onderwerp te bestuderen. Dan is het vervolgens onze verantwoordelijkheid om in gehoorzaamheid aan Hem rekening te houden met het gegeven dat wij niet alle buiten-Bijbelse bronnen kunnen of mogen raadplegen. Voorbeeld: God geve u het inzicht om te onderscheiden welke bronnen onder ‘occulte’ invloed staan. Deze mogen niet door ons geraadpleegd worden. Een christen kan onkundig (‘onnozel’ zie St.Vert.) zijn van kwaad en het tezelfdertijd ontwijken door de kennis die hij heeft van het goede. ‘Want uw gehoorzaamheid is bij allen bekend geworden. Over u verblijd ik mij dus, doch ik wil, dat gij niet alleen wijs zijt tot het goede, maar ook onbesmet van het kwade’ (Rom. 16:19).
God voorziet ons heel dikwijls van objectieve informatie door het instrument van de mens die uit die duisternis is gekomen tot het genadevolle Licht. Het komt helaas regelmatig voor dat oprechte christenen door het toetsen van het kwade zelf belast (of besmet) zijn geraakt. Het is een verzoeken van God wanneer wij iets doen dat tegen Zijn wil is. ‘…en zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, werp Uzelf dan naar beneden; er staat immers geschreven: Aan zijn engelen zal Hij opdracht geven aangaande u, en op de handen zullen zij u dragen, opdat gij uw voet niet aan een steen stoot. Jezus zeide tot hem: Er staat ook geschreven: Gij zult de Here, uw God, niet verzoeken’ (Matt. 4:6-7).