Wij kiezen voor eenheid

Feike ter Velde • 85 - 2009 • Uitgave: 18
Reeds vanaf het begin van de kerkgeschiedenis is er verdeeldheid onder christenen. In Nederland is dat helaas niet anders. De laatste twee eeuwen zijn kerken in ons land voortdurend gescheurd en zijn nieuwe denominaties ontstaan. Onlangs werd een boekje uitgegeven onder de titel ‘Wij kiezen voor eenheid’, waarin onder redactie van de evangelische voorganger Wilkin van de Kamp, dertien ‘geestelijke leiders’ vragen beantwoorden over de kerkelijke situatie in Nederland en hoe eenheid te zoeken met het oog op de toekomst van de kerk in een geseculariseerde wereld. Een boekje dat op zijn minst tot nadenken stemt.

Tijdens mijn bezoek destijds aan de Refobeurs in Utrecht had ik een gesprekje met een vriendelijke mevrouw die behoorde bij een beursstand. Tijdens het gesprekje zei ik dat ik bij de televisie werk en daar tracht het Evangelie van de Here Jezus Christus gestalte te geven. Onmiddellijk deed ze, met een gezicht vol afgrijzen, een stap terug en ons gesprekje was eigenlijk direct tot een einde gekomen. Ik stond er wat beteuterd bij, groette haar onhandig en liep enigszins verbouwereerd verder. Ik voelde me bezeerd, eenzaam te midden van een grote menigte van mensen en ik kon er niet goed mee omgaan. Ik ging korte tijd later maar naar huis. Ik had er geen zin meer in, omdat ik me een vreemde eend in de bijt voelde, aangekeken, nagekeken ook.
Enige tijd later nam ik deel aan een eendagsconferentie, georganiseerd door het Nederlands Dagblad, over de toekomst van het Calvinisme. De toespraken boeiden me en ik voelde me er thuis. Totdat een mevrouw in de reactiemicrofoon, na een toespraak, zei te vinden dat ‘wij gereformeerden altijd diepgaand studeren en dat evangelischen toch maar erg simpel en oppervlakkig zijn’. Ik kreeg datzelfde gevoel als toen op de Refobeurs. Ik voelde me buitengesloten, afgewezen en niet langer welkom. Natuurlijk, die mevrouw was erg slecht op de hoogte van de werkelijkheid en misschien ook wel een beetje arrogant. Ik noem deze twee voorvallen, omdat ze aangeven wat kerkelijke verdeeldheid doet onder mensen die in dezelfde Christus zeggen te geloven. In de kleine intermenselijke verhoudingen zijn gaten geslagen en kloven ontstaan, die tot dit soort - bijna ordinaire - gedachten over en reacties op elkaar leiden.
Andersom is het niet anders. Christenen, reformatorisch of evangelisch, hebben weinig respect voor andersdenkenden en weten dit, soms zelfs op onfatsoenlijke manier, te laten blijken. Alleen dat al zou ons tot enige zelfreflectie moeten brengen.

De jongere generatie moet over het algemeen niets van genoemde praktijken hebben, voelen zich veelal niet meer opgesplitst in kerkelijke richtingen, theologische concepten of andere subculturen. Het postmoderne levensgevoel zorgt ervoor dat er niet zwaar wordt getild aan absolute en krachtdadig naar voren gebrachte waarheden. Die zijn, in de ogen van veel jongeren, meestal verdacht: ze willen wat van me, ze willen me tot een keuze dwingen, ze eisen me op.

Het boekje Wij kiezen voor eenheid is tot stand gekomen rond de erkenning door de PKN - bij monde van de toenmalige scriba Bas Plaisier - van de Pinksterbeweging, die in 2007 haar honderdjarig bestaan vierde. Bij de opkomst van de Pinksterbeweging in ons land, in de jaren ’50 en ’60, ontstond over en weer een groot wantrouwen. Mensen verlieten de kerk en sloten zich aan bij een Pinkstergemeente, met alle pijn van dien in gezinnen en in families. Kerkscheuring, ook op persoonlijk en familie vlak, veroorzaakt altijd pijnlijke situaties. Men mijdt elkaar, men schuwt het gesprek op verjaardagen en verdenkt elkaar van allerlei kwaad. Pinkstermensen beschouwden de kerk als afgedaan, onvolledig en stoffig. Kerkmensen beschouwden pinkstermensen als emotioneel en onstandvastig.
Omdat de Pinksterbeweging geen eendagsvlieg bleek, maar blijvend wortel schoot, werd de claim naar de kerken toe ook steeds sterker. In de geest van het postmodernisme - ‘er zijn geen absolute waarheden en de waarheidsclaim is onkies’ - was er een klimaat ontstaan van wederzijdse erkenning, zoals die werd uitgesproken door de scriba van de PKN en later door de voorzitter van het landelijk platvorm van Pinkster- en Volle Evangelie Gemeenten, Peter Sleebos, op de synode van de PKN. Dat deed weldadig aan. Er was wederzijds respect gekomen, ondanks de theologische en kerkelijke verschillen, die er zijn en die blijven.

Het zoeken naar eenheid is op zichzelf geen verkeerde bezigheid. Het uitspreken van respect voor de andersdenkende gelovige is een uitstekende zaak. Laat het ons gebed zijn dat die gezindheid verder mag doordringen onder christenen. Want aan respect ontbreekt het op dramatische wijze. Het woord van Paulus: ‘achte de een de ander uitnemender dan zichzelf’, wordt vaak op zeer verdrietige wijze gemist in onze onderlinge verhoudingen. Al denkt en doet die ander nog zo anders: respectvolle bejegening is altijd nodig. Maar als respect voor de ander niet leeft in het hart, dan komt het er ook niet uit.
Respect en integriteit zijn de twee grootste minpunten onder christenen. Ik ben er nog niet uit hoe dat toch zo is gekomen. Omdat dit thema me erg bezighoudt, heb ik het boekje met meer dan gewone interesse gelezen. Op elke bladzijde ervan kan ik in de kantlijn wel mijn commentaar opschrijven, maar dat wil ik niet doen. Ik wil mij tot drie punten beperken: 1) De geest die het boekje ademt; 2) Wat er expliciet in ontbreekt; 3) Hoe nu verder?

De geest van het boekje
De geest die uit het boekje spreekt is die van de huidige sfeer in charismatische en Pinksterkringen: een ongenuanceerd optimistische kijk op kerk en wereld. De bijdrage van verschillenden heeft iets van het triomfalisme, dat in het begin van de Pinkstergemeenten heerste en wat velen na verloop van tijd tot pessimisme en frustratie bracht. Het ‘wij veroveren de wereld’, ‘wij zijn de overwinnaars’ om het met deze typeringen enigszins, zij het gebrekkig, te kenschetsen. Er is dan niet veel zelfreflectie.
Daarom vond ik het verrassend te lezen in het stukje van de Rooms-katholieke hulpbisschop van Haarlem: “De eenheid in Christus is kwetsbaar en niet altijd zichtbaar. Ik weet niet of we één kunnen zijn in verscheidenheid. We zijn ons bewust van de littekenen van de gescheidenheid en dus kunnen we beter streven naar eenheid in bescheidenheid” (pag. 89). Dat brengt tot nadenken. Je kunt de eenheid zoeken in tal van dingen: organisatorisch, theologisch, liturgisch en misschien nog wel op meer vlakken. Maar de kerkelijke verdeeldheid is ergens vandaan gekomen en die oorzaken laten zich moeilijk wegpraten. Er is de noodzaak van bescheidenheid, maar meer nog van wederzijds respect in een integere houding. Als het boekje dat zou mogen bevorderen onder ons christenen zou dat grote winst zijn!

Wat er expliciet in ontbreekt…
Dat is een Bijbels/profetische blik op de tijd. Een analyse van de geest van de tijd, of liever: de geest van deze wereld. Zou er dan bij niemand van de dertien deelnemers enig besef zijn van de geest van de wereld, die ons denken en doen steeds weer beïnvloedt en stuurt? Vast wel, maar ’t komt nergens uit naar voren en dat maakt het boekje een stuk minder waard. Behalve dan dat dr. Willem Ouweneel schetst dat de geest van de wereld heeft bijgedragen aan een uniek werk door de Geest van God. Zo was de Reformatie ondenkbaar geweest zonder de Renaissance, die de mens losmaakte van het uniforme eenheidsdenken van de Middeleeuwen. Het Réveil in Nederland kan men niet los denken van de Romantiek van de 19e eeuw en de Pinksterbeweging was óók een reactie op de geest van het rationalisme (de menselijke rede als hoogste waarheid). Dit zou ik liever verder uitgediept willen zien. Maar een helder verwachtingspatroon is er nergens te bespeuren. En dat is toch redelijk treurig.
Want is het juist niet de geest van deze tijd, die de mensheid steeds meer aaneen smeedt in een uniforme denkwereld, die ons door de massamedia en de computer wordt aangereikt? Is het juist niet de hele mensheid die in een geestelijke eenheid straks de Antichrist zal aanbidden, die zich op het wereldtoneel aandient met wonderen en tekenen? (Opb. 13). Moet die tijdgeest ook niet onder ons worden onderkend en ontmaskerd? Het is de geest van New Age, die menslievend en vriendelijk aandoet, maar die op verkeerde wegen brengt.
Tot mijn vreugde las ik echter in de bijdrage van dr. Wim van Vlastuin - die zich naderhand terugtrok uit het gezelschap van dit boekje - over de toekomstige bekering van Israël en de zegen voor de volken dientengevolge. Dus toch nog iets in profetisch perspectief.

Hoe nu verder?
Vergeving vragen voor de veelvuldige wederzijdse veroordelingen, elkaar de broederhand reiken en afspreken elkaar niet meer veroordelend weg te zetten, is een heel goede zaak. Verder in het spoor van de liefde van Christus, die bij allen in dit boekje weldadig hoor- en voelbaar is. Dat is het allereerste.
Maar op dat spoor gehoor geven aan de woorden van Jezus in Matteüs 24 en Lucas 21 over de dingen van de eindtijd. Aan dit onderwerp heeft de Here Jezus de meeste aandacht besteed, maar komt in de kerk het minst aan bod. Daarom moet op dit punt het roer beslist om. Want het is laat op de klok van God.

Feike ter Velde