Yadah - Dankzeggend loven

Gieneke van Veen-Vrolijk • 84 - 2008 • Uitgave: 20
In de Hebreeuwse Bijbel komt een - al eerder genoemde - groep ‘lofprijzingstermen’ voor. Binnen deze woordgroep neemt het werkwoord ‘yadah’ (dankzeggen, loven) een belangrijke plaats in. Het belang van ‘yadah’ ligt met name in grondbetekenis van dit werkwoord, dat vertaald kan worden met: dankzeggen, erkennen, bekennen, betuigen, belijden, loven.
In veel gevallen kan gezegd worden dat ‘yadah’ de betekenis heeft van ‘lovend danken’ of ‘met erkenning dankzeggen’. In het bijzonder en in het merendeel van de voorkomende gevallen duidt het werkwoord ‘yadah’ op het lofprijzen en dankzeggen van de Here God, waarbij het tevens vaak gaat om het erkennen van Zijn grootheid, machtige daden, verlossingswerk en liefdebetoon. Veelzeggend is dat van dit werkwoord ‘yadah’ het woord ‘toda’ (dank) is afgeleid. Het werkwoord ‘yadah’/loven/danken komt vooral voor in poëzie, met name in de Psalmen, alsook in Bijbeldelen die lofprijzing en musiceren voor God beschrijven.

‘Yadah’ als erkenning en dankzegging
In veel gevallen komt het werkwoord ‘yadah’/loven, danken voor bedoeld als lofprijzing van de Here God. Deze lofprijzing kan algemeen zijn, maar komt overwegend voor in verband met bijzondere situaties waarin God uitredding gaf in nood. Dit vinden wij vooral in de Psalmen. Zo horen wij Psalm 107 als ‘danklied van verlosten’: “Dankt/looft (‘yadah)’ de HERE, want Hij is goed…” (vers 1). Na deze uitnodigende aanhef volgt een dichterlijke beschrijving van Zijn goedheid en een opsomming van de vele redenen waarom de Here dankbare erkenning toekomt: Hij verloste uit vijandige handen, Hij verzamelde Zijn volk, leidde en voedde in de woestijn, verhoorde hun angstige geroep, deed wonderen, redde uit benauwdheid. Daarom geldt Gods verlosten: “Laten zij de HERE ‘yadah’/dankzeggen/loven… ” (verzen 8,15,22,31). Dit leert ons - ook nu! - de noodzaak van dankbare erkenning van Gods heilsdaden voor ons. Dit toont tevens, dat lofprijzing in de Bijbel nooit vaag is, maar altijd duidelijk de Here God en Zijn werken als reden en basis van onze lof- en dankbetoon vermeldt.
‘Yadah’ als dankzegging van de verlosten klinkt ook in Jesaja’s loflied: “…ik ‘yadah’/dank/loof U HERE… Uw toorn is afgekeerd en U troost mij.” Hij roept op: “…’yadah’/dankt/erkent de HERE, roept Zijn Naam aan, maakt Zijn daden bekend…” (Jes. 12:1,4).
Buiten de Psalmen komt ‘yadah’ ook voor als uitdrukking van dankbare erkenning van Gods werk. Tot Davids laatste werken hoort de aanstelling van de Levieten als musici, om ‘elke ochtend te staan om de HERE te ‘yadah’/dankzeggen/loven…’ (1Kron. 23:30). Nadat David de voorbereidingen voor de tempelbouw had getroffen eindigde hij met een openbaar dankgebed: “En nu, onze God, wij ‘yadah’/danken/erkennen U…” (1Kron. 29:13). Hij was zich ervan bewust dat zijn werk geenszins eigen verdienste was!

‘Yadah’ als oproep tot lofprijzing
Opvallend is de steeds terugkerende oproep tot dankbare lofprijzing. Het gaat hierbij niet om een optie, bepaald door gevoelens of persoonlijke omstandigheden, maar om een Bijbelse opdracht: “Looft/dankt/erkent (‘yadah’) de HERE, want Hij is goed, want Zijn verbondsliefde is voor eeuwig…” (Ps. 136:1). Dat betekent dat - ongeacht mijn gevoelens en situatie - ik te allen tijde de Here moet lofprijzen met dankzegging en erkenning van Wie en Wat Hij is! Ware lofprijzing wordt niet bepaald door uiterlijke impulsen, maar door het diepe besef van Gods grootheid en liefdebetoon in Zijn Zoon. In de donkerste nacht kan dan de mooiste lofprijzing klinken… Zoals Paulus en Silas in die donkere kerker in Filippi met kapot geslagen rug, biddend lofliederen zongen (Hand. 16:25). Wat een getuigenis voor de medegevangenen!
Wie tot het besef komt een verloren zondaar te zijn die voor God niet kan bestaan én weet door het plaatsvervangend kruisoffer van de Here Jezus met God te zijn verzoend, mag ook dankzeggend komen tot de erkenning van Zijn heil en verlossingswerk. Dát is de grond van de lofprijzing: “Ik zal U ‘yadah’/danken omdat U mij (ver)hoorde en mij tot verlossing bent geweest” (Ps. 118:21; verg. de oproep in verzen 1, 29).
Het gedenken wat de Here God deed en stilstaan bij het verlossingswerk door Zijn Zoon aan het kruis volbracht, nodigt ieder persoonlijk tot deze dankbare lofprijzing:
“Ik zal de HERE ‘yadah’/erkennen/danken/loven met heel het hart…” (Ps. 111:1).

Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk