Zaligsprekingen in de Openbaring (5)

Hugo Bouter • 78 - 2002/03 • Uitgave: 3
“Zalig en heilig is hij, die deel heeft aan de eerste opstanding”
Openbaring 20:6

Wij hebben gezien dat er grote vreugde is in de hemel, wanneer het Lam openlijk wordt verbonden met Zijn bruid en Hij samen met haar - vanuit de hemel - Zijn regering aanvaardt over de aarde. Aan deze Christusregering, de periode van de duizend jaren, gaat echter nog iets vooraf: de éérste opstanding. Dat is het onderwerp van de vijfde zaligspreking die thans onze aandacht heeft: 'Dit is de eerste opstanding. Zalig en heilig is hij, die deel heeft aan de eerste opstanding: over hen heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en van Christus zijn en zij zullen met Hem als koningen heersen, [die] duizend jaren' (Openbaring 20:6).

Het is goed om voor onszelf Openbaring 20:1-10 in zijn verband te lezen. De zaligspreking in vers 6 verwijst naar vers 4, waar het begin van het Vrederijk wordt geschilderd en de heerlijke gevolgen van de eerste opstanding voor de martelaren uit de tijd van de Grote Verdrukking. Dat is de láátste fase van de eerste opstanding. De opname van de Gemeente en de opstanding van de Oudtestamentische heiligen gaan daaraan vooraf. Allen delen zij echter in dezelfde zegen: zij zijn (1) 'zalig en heilig'; (2) de tweede dood heeft over hen geen enkele macht; en (3) zij zijn priesters van God en van Christus en zullen met Hem als koningen heersen.

Zij allen behoren Christus toe, zij zijn het eigendom van Hem die hen met een dure prijs heeft verworven. Zij allen hebben dezelfde waardigheid: de rang van koningen en priesters. Zij allen delen in het geluk dat Hij voor hen heeft bereid. Dit is trouwens de enige zaligspreking waarbij aan het woord 'gelukkig' of' zalig' nog iets wordt toegevoegd. Wie deel heeft aan de eerste opstanding, is zowel zalig als heilig.
Dit is dus niet alleen een zaligspreking, maar ook een heiligverklaring! Deze heiligverklaring vindt niet plaats op grond van een plechtig pauselijk bevel, maar op gezag van God Zelf en Zijn onfeilbaar Woord.

Heilig is hij, die deel heeft aan de eerste opstanding. Waarom vinden wij hier dit woord 'heilig'? Het houdt verband met de absolute scheiding van zonde, dood en onreinheid, die kenmerkend is voor God Zelf en Zijn intrinsieke heiligheid. Maar wij vinden het in de Schrift ook als kenmerk van Christus' eigen opstanding uit de doden. Paulus zegt dat Christus naar de Geest der heiligheid door Zijn opstanding uit de doden is verklaard Gods Zoon te zijn in kracht (Romeinen 1:4). Petrus zegt dat Hij wel gedood is naar het vlees, maar levend gemaakt naar de Geest (1 Petrus 3:18). Het was immers de Heilige Geest in Wiens kracht Hij verrees, nadat Hij was gestorven voor onze zonden en eens voor altijd het verzoeningswerk had volbracht. Als de Opgestane is Hij volkomen gescheiden van iedere smet van zonde en dood. Hij leeft nu in een onberispelijke hemelse heiligheid voor God (Romeinen 6:10).

Welnu, het is dezelfde Heilige Geest die woont in allen, die Christus toebehoren. Hij zal onze sterfelijke lichamen levend maken en veranderen naar het beeld van onze Here in de hemel (Romeinen 8:11). In een volkomen heiligheid zullen wij dan aan Christus gelijkvormig zijn (Filippenzen 3:20-21). Dat zal gebeuren bij de éérste opstanding, de opstanding ten léven (Johannes 5:29), de opstanding uit de doden. Het is ongetwijfeld een bijzondere zegen hieraan deel te hebben; het gaat om een bijzondere klasse van personen (Marcus 9:10: Lucas 20:35: Handelingen 4:2).

Daarom is in Filippenzen 3:11 letterlijk sprake van 'de uitopstanding uit [de] doden'. Deze opstanding wordt elders genoemd 'de opstanding der rechtvaardigen' (Lucas 14:14; vgl. Handelingen 24:15).

Ná het rijk van de duizend jaren vindt er nog een andere opstanding plaats, maar dat is de opstanding ten oordeel (Johannes 5:29). Dan kan men niet meer uit de doden opstaan! Het einde van al de overige doden, die pas weer levend worden nadat de duizend jaren zijn voleindigd, is de tweede dood, de poel des vuurs (Openbaring 20:11-15). Over degenen die deel hebben aan de eerste opstanding, heeft de tweede dood echter geen enkele macht. Zij zijn zalig én heilig. Bovendien ontvangen zij de priesterlijke en de koninklijke waardigheid (Openbaring 20:6). Wat een glorie zal dat zijn.

H. Bouter