Zegen van Jakob (1)

Henk Schouten • 87 - 2011 • Uitgave: 13
We gaan nadenken over de zegen die door Jakob tegen het einde van zijn leven aan zijn zonen werd meegegeven. Jakob heeft via zijn twee vrouwen en eveneens twee bijvrouwen twaalf zonen ontvangen. Dat moet een spannend gezinsleven geweest zijn. Uit die twaalf zonen wordt het volk Israël geboren. Jakob kende de roeping van God, de geschiedenissen met grootvader Abraham en zijn eigen vader Isaäk. Heeft Jakob iets van de toekomst van het volk voorzien dat uit zijn zonen geboren zou worden? Wat kunnen we leren van de zegen die hij aan zijn zoons meegeeft? We kijken eerst naar Ruben.

Wie is Ruben?
Zijn naam draagt de betekenis ‘zie, een zoon!’. Zijn moeder Lea verklaart de naam als volgt: ‘De Here, Jahweh, heeft neergezien op mijn ellende’. Dat was wel begrijpelijk. Samen met haar zus concurreerde ze om de liefde van Jakob. Lea mag als eerste een zoon aan Jakob schenken. De zoon is een soort liefdestrofee. In de Bijbel lezen we dat Lea fletse ogen had, de Statenvertaling zegt het iets vriendelijker en spreekt van tedere ogen. Hoe dan ook, de ogen zullen nu wel geglinsterd hebben, zie een zoon! Eigenlijk heel mooi wat Lea uitspreekt, God heeft naar mij omgezien, Hij heeft mijn ellende gezien, mijn verdriet gewogen en mij blij gemaakt.
Het woord ‘Ruben’ komt van een werkwoord dat ‘zien’ betekent. Ik geloof dat er meer in schuilt, een profetische boodschap misschien? Zien en licht horen bij elkaar, zonder licht is er niets te zien. Licht was het eerste dat God schiep. ‘God zeide: Er zij licht.’ Heeft Ruben niet een belangrijke taak, naast zijn eerstgeboorterecht wellicht ook een ‘lichtroeping’? Op het geslacht van Abraham, Isaäk en Jakob rust immers de belofte van het zaad uit de vrouw en de belofte aan Abraham gedaan dat zijn nageslacht tot zegen zou worden. Draagt Ruben als eerstgeborene die zegen en verantwoording verder? Hoe is Ruben daar mee omgegaan?

Jakobs zegen voor Ruben
Jakob overdenkt deze belangrijke dingen en vraagt zich af of Ruben wel geschikt is. Een groot vraagteken, Ruben, jij?
Het eerstgeboorterecht komt niet automatisch toe aan de eerstgeborene, maar is bestemd voor hem die God kiest. Hier moeten we nauwkeurig luisteren naar Genesis 49:3,4. ‘Ruben, mijn eerstgeborene, mijn sterkte en de eersteling mijner kracht… gij zult de voornaamste niet zijn.’ Dat moet een klap geweest zijn voor Ruben. Het testament wordt voorgelezen, je dacht rijk en voornaam bedeeld te worden, maar het blijkt heel anders beschreven. Zulke dingen brengen teleurstelling en ruzie.

Kracht
Het woord voor sterkte of kracht zoals in het Hebreeuws hier gebruikt, vinden we via het Grieks in onze taal terug: dynamiet. Paulus schrijft in Romeinen 1:16 ‘want ik schaam mij het evangelie niet, want het is een dynamis/kracht Gods tot behoud.’ Jakob zegt eigenlijk, Ruben jij zou de drager van de Messiaanse dynamiek moeten zijn, in jou zouden Gods beloften gestalte moeten krijgen en als eerstgeborene het nageslacht moeten leiden totdat de Messias gekomen zal zijn.

Eersteling
Eersteling van mijn teelkracht, dit woord kennen we vanaf de eerste bladzijde van de Bijbel, vertaald in het Latijn door Genesis en in onze Bijbel met de woorden ‘in den beginne’. De schepping heeft een doel, daar moet een volk gaan leven, vrij en onder Gods zegen. De zonde kwam en bracht een vreselijke breuk. Het Hebreeuwse woord voor ‘eersteling’ is gebouwd uit de letters in ons alfabet B K R. Die letters hebben een getalswaarde, 2, 20 en 200. Het woord eersteling draagt dus nadrukkelijk iets van de tweede plaats. Je bent de eerste, totdat de Messias gekomen zal zijn, dan ben je de tweede. De vraag is dus deze, neemt Ruben genoegen met de tweede plaats? Wil Ruben het volk leiden totdat de ware eersteling en leider, de Messias, is gekomen?

Een bezoedeld bed
Jakob kon zich al niet voorstellen dat Ruben de leider van de clan zou worden. ‘Gij die opbruist als water, zult de voornaamste niet zijn, omdat gij uws vaders bed beklommen hebt.’ Een onvoorstelbare zonde en onbenoembare onreinheid. Maar het gaat om meer dan seksuele vuilheid. Er zat een doel achter dit vuil spel. We lezen het in Genesis 35:22, direct na de geboorte van Benjamin, dat Ruben sliep met de bijvrouw Bilha. In het Hebreeuws gaat het feitelijk om meervoud en staat er bedden! Ik geloof dat Ruben bang was voor de dertiende. Door zijn handeling met Bilha poogde hij te voorkomen dat er nog een dertiende zoon geboren zou worden, de Messias. Onze Here had twaalf discipelen, Hijzelf was de dertiende! Hoe dan ook, Ruben grijpt in de ontwikkeling van het gezin in, waaruit de beloofde Messias eenmaal geboren zou worden. Hij grijpt als het ware de macht. Juist daardoor verliest hij de positie van eersteling, hij wil geen tweede, maar eerste zijn.

We moeten niet te snel oordelen. De mensen, wij dus, wilden als God zijn. We namen geen genoegen met de tweede plaats. Willen we nu wel de Here als Messias en echte eerste volgen?

Een volgende keer denken we verder over deze opmerkelijke zaken.

ds. Henk Schouten