Zegen van Jakob (3)

Henk Schouten • 87 - 2011 • Uitgave: 16
Wanneer Jakob zijn laatste woorden tot zijn zoons spreekt, heeft hij voor elk van hen een apart woord. Jakob had wel alle zoons bij elkaar geroepen. Hij sprak dus niet afzonderlijk met de één en daarna met de ander, ze konden allemaal horen wat Jakob tot elk van hen afzonderlijk te zeggen had. Ook wij mogen in de kring van broers staan en meeluisteren. Zoals de broers toen mee konden luisteren en hun voordeel konden doen met wat Jakob tegen de ander te zeggen had, zo kunnen wij vandaag er ons voordeel mee doen.

We luisteren naar de woorden tot Juda
Juda komt van het werkwoord dat ‘erkennen’, ‘belijden’, ‘prijzen’ en ‘dankzeggen’ betekent. We horen Lea zeggen: “Ditmaal zal ik Jahweh, de Here God prijzen.” Lea was bij de eerdere kinderen die we noemden vooral met zichzelf en haar relatie tot Jakob bezig geweest.
• Ruben: ‘De Here, Jahweh, heeft neergezien op mijn ellende.’
• Simeon: ‘De Here heeft gehoord, dat ik niet bemind ben, en Hij heeft mij ook deze geschonken; en zij gaf hem de naam Simeon.’
Nu is ze tot het inzicht gekomen, dat haar leven niet vooral en vooreerst vervuld wordt door een prima band met Jakob, hoe fijn het natuurlijk is een goede huwelijksrelatie te hebben. Maar het leven vindt zijn volheid in de relatie die er is met de Here God. Daar mogen wij, denk ik, ook van leren. We zoeken onze vervulling in zoveel, maar ons leven wordt pas rijk en zinvol, wanneer we leven met God.
De eerste betekenis van ‘Jadah’ is erkennen, belijden. Erkennen en belijden wij dat God God is? Staat God op de eerste plaats? Wie dát doet en erkent dat de Here God is, doet dat met vreugde. Daarom heeft het werkwoord ‘Jadah’ ook de betekenis van prijzen en loven. Wanneer we erkennen dat God God is, dan belijden we ook wat onze eigen positie is, wij zijn mens. Hij is Schepper, wij zijn schepsel. Het is nog anders, wij zijn zondaren, verloren schepselen. Dat zijn dingen die in het leven van Juda een belangrijke rol zullen gaan spelen. Het zou geweldig zijn, wanneer de wereld Juda, de Jood, niet langer vervloekt, maar hem de door God toegedachte plek gaat geven. Ook Juda zelf moet gaan zien wat de relatie tot God de Heer zou kunnen zijn.

De schrijfwijze voor de naam van God is JHWH, Jahweh zeggen wij. De schrijfwijze voor de naam Juda is JHWDH. Als je daar rustig naar kijkt en erover nadenkt, dan zie je dat aan de Gods naam de letter D toegevoegd is. Is dat niet een subtiele heenwijzing naar de grote Zoon uit het geslacht van Juda, uit de stam van Isaï, de Zoon van David?! De Messias die uit het geslacht van Isaï uit de stam van Juda is voortgekomen en als koning straks van de hemel zal neerdalen?
Juda zal een leidende rol in de wereld gaan innemen.

Een leeuwenwelp is Juda
Een prachtige vergelijking. De leeuw is de koning der dieren, prachtig en sterk. Zo is Juda de dappere aanvoerder van zijn broers. Maar de ‘leeuw’ is in de Bijbel vaak een aanduiding voor God zelf. In Amos 3:15 lezen we: ‘De leeuw heeft gebruld - wie zou niet vrezen? De Heer, JHWH, heeft gesproken - wie zou niet profeteren?’ (zie ook: Hosea 13:7, Joël 3:16, Jesaja 31:4).
Juda is een leeuwenwelp, het jong van een leeuw. Juda is Gods kind, uiteindelijk zal uit Juda Gods Zoon worden geboren, Hij zal als koning regeren. We denken aan het Messiaanse vrederijk, duizend jaar lang zal de heerschappij van onze Here Jezus duren. Het heil is uit de Joden.

Het gebruikelijke Hebreeuwse woord voor zoon is ‘ben’. Ben Jamin is zoon van Jamin. Bij het woord leeuwenwelp staat er niet het woord ‘ben’ maar een ander Hebreeuws woord, namelijk ‘goer’. Dit woord heeft naast de betekenis ‘zoon’ ook de betekenis van ‘vreemdeling’. Abraham werd vaak vreemdeling genoemd. Je zou kunnen zeggen dat de geest van Abraham doorwerkt in het leven van Juda. Juda, bedoeld voor leiderschap en koningschap, is altijd nog een vreemdeling op aarde.

Hij kromt zich, legt zich neder
Zo nadert een leeuw zijn prooi, rustig en geduldig tot hij de sprong kan maken. Denkt u nog even aan Ruben. Ruben greep vooruit en wilde het leiderschap naar zich toe trekken, beklom het bed van zijn vader. Juda wacht af, is geduldig. De Joodse(!) rabbijnen leren uit dit ‘neder leggen’ van de leeuw nog iets. Zij zien daar een houding in van nederigheid en gehoorzaamheid. Van niemand minder dan van de Here Jezus uit het geslacht van Juda lezen we dat Hij de gehoorzaamheid heeft geleerd.

Jezus was een vreemdeling, uiteindelijk werd Hij niet meer geduld op aarde. Hij werd verhoogd en omgebracht. Ook de wereld vandaag ziet de Jood als vreemdeling en heeft menige poging ondernomen om de Jood van de aarde te verdrijven. Nog eenmaal zal de wereld massaal opstaan tegen Gods volk. Gods volk moet de gehoorzaamheid leren. Ook zij hebben Jezus nodig, eerst de Jood leren we zelfs van Paulus.

Wanneer we de zegen van Jakob beluisteren, dan horen we niet enkel woorden gesproken tot zijn zoons, maar we horen profetie die reikt tot in de eindtijd, onze tijd. Laten we horen en wachten op de leeuwenwelp uit Juda. Hij komt en zal als koning heersen.

ds. Henk Schouten