Zeventig weken voor Israël (2)

Henk Schouten • 81 - 2005/06 • Uitgave: 19
Zeventig weken voor Israël (2)



De profetie van Daniël over de zeventig weken, is een heel specifieke. De voorzegde gebeurtenissen hebben een zeer bepaald beginpunt.

Als aanknopingspunt wordt gewezen naar een ‘woord dat uitging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen’. We weten dat Juda in ballingschap moest gaan, de Here God had bij monde van de profeet Jeremia gezegd dat die ballingschap zeventig jaar zou duren. Niet alleen in de hemel wordt bevel gegeven tot terugkeer, ook op aarde wordt bevel gegeven tot terugkeer van Gods volk, herstel en herbouw van Jeruzalem. Wanneer vond dat plaats, want vanaf dat moment gaan de jaarweken tellen.



We vinden in de profetieën feitelijk vier verschillende momenten waarnaar het woord aan Daniël zou kunnen verwijzen.

In 2 Kronieken 36:22-23 lezen we van Kores, die in heel zijn koninkrijk het woord doet uitgaan, dat er in Jeruzalem een tempel gebouwd moet worden.

In Ezra 6:6-12 lezen we van koning Darius, hij geeft bevel aangaande de materiële middelen, nodig om het project van herbouw mogelijk te maken.

Een uitbreiding van het bevel wordt gegeven in Ezra 7:11-27, hier zien we ook dat de mensen zich bereid moeten verklaren tot de terugkeer.

Tenslotte lezen we in Nehemia 1:3 en 2:4-8 hoe alles heel concreet gaat worden en de herbouw van de muur van Jeruzalem in beeld komt.

Je zou elk van deze vier momenten als startpunt kunnen nemen, maar de laatste van de vier lijkt me het goede uitgangspunt voor de telling van de jaarweken. We bevinden ons dan in 445/444 voor Christus. Vanaf dat moment, zo mogen we aannemen, begint datgene wat in de zeventig jaarweken werd geprofeteerd.



Wanneer we vanaf dit punt 69 jaarweken gaan rekenen (483 jaar), komen we uit in 38 na Christus. Het is aangetoond dat onze jaartelling niet correct is. Correctie op de jaartelling zou als eindpunt het jaar 33 hebben gegeven. Het jaar 38 zou in werkelijkheid het jaar 33 zijn. Dit is voer voor specialisten. Ik geloof dat we met een opmerkelijke profetie van doen hebben.



De 490 jaar van de zeventig jaarweken worden verdeeld in drie verschillende termijnen. De eerste termijn beslaat zeven jaarweken dit is negenenveertig jaar. Dit is de tijd die nodig was om de stad Jeruzalem te herbouwen en haar muren weer op te richten. In Nehemia 11:1 lezen we dat de stad weer bewoond gaat worden. We zien het kader van het volk, de oversten, zij gaan in Jeruzalem wonen. De andere burgers werpen het lot, één op tien zal in Jeruzalem mogen wonen.



De tweede termijn bestaat uit tweeënzestig jaarweken of 434 jaar. Vooral het eindpunt van deze periode wordt gemarkeerd: ‘dan zal een gezalfde worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is’. Ik ben er vast van overtuigd dat dit een profetie is met betrekking tot onze Here Jezus. We denken aan Zijn gevangenneming, het schijnproces, de machteloosheid van de aanklagers, maar dan toch de veroordeling tegen alle recht en regel in. Is het niet heel bijzonder dat Daniël dat zo lang te voren profeteerde.

Waarom gaan mensen toch steeds te rade bij wat geen wijsheid heeft. Wanneer we de toekomst willen weten hebben we Gods woord, vast en betrouwbaar. Steeds is dat waar gebleken en steeds zal het waar blijken te zijn. Daar mogen we op bouwen, dat is vaste grond en geen drijfzand.

Dan lezen we ook dat er een ‘volk van een vorst komen zal, die stad en heiligdom te gronde zal richten, en tot het einde toe zal er strijd zijn’. Dit gebeurde in zeventig na Christus. We denken aan Titus, later keizer van het Romeinse tijk. De tempel werd verwoest, Jeruzalem werd tot puin gemaakt en het volk verjaagd.



Het opmerkelijke is dat de derde termijn, de laatste jaarweek dan niet direct aansluitend tot vervulling komt. De uitvoering van deze laatste termijn wordt uitgesteld en is tot op vandaag nog onvervulde profetie. Is de bijbelse profetie dan toch minder betrouwbaar dan eerder door ons werd gesteld?

Dat de Here God hier als het ware de uitvoer van Zijn plan afbreekt wil niet zeggen dat Hij er verder van afziet. Dat de Here God de uitvoering onderbreekt is in de meest letterlijke zin ‘genade’. Wat de oudtestamentische profeten niet wisten, wat altijd verborgen gehouden was, mag sinds de Hemelvaart en vooral sinds Pinksteren vrij en duidelijk verkondigd worden. Het gaat om de gemeente. De Here God verzamelt Zich uit Israël en al de volken een nieuwe groep van mensen, die met elkaar het lichaam van Christus mogen vormen, de gemeente.



Voordat die zeventigste jaarweek komen gaat, die zo verschrikkelijk zal zijn én voor Israël én voor heel de wereld, geeft de Here God nu al zo lange tijd, een tijd van genade. De Here God wil niet dat mensen in die verschrikkelijke situatie komen. Hij is geduldig en lankmoedig leert Petrus.

Laat deze genadetijd niet ongebruikt aan u voorbijgaan. Nu nog kunnen we vrij tot Jezus gaan. Nu nog kunnen we die uitgestoken hand grijpen en leven. Nu nog kunnen we vrij spreken en getuigen van die éne naam, waardoor mensen behouden moeten worden.



Ds. Henk Schouten