Ziekenzalving en genezing (2)

drs. Martha Sebens • 83 - 2007 • Uitgave: 18
Ziekenzalving en genezing (2)

De vertaling van Jakobus 5:14-16




Bid maar om genezing!

In vers 15 belooft Jakobus dat het gelovige gebed de zieke zal redden-van-zijn-ziekte. Redden-van-ziekte, verlossen-van-ziekte, is niet altijd hetzelfde als genezen. Van iemand die gestorven is zeggen we niet dat hij genezen is, maar wel dat hij verlost is van zijn ziekte.



Toch lezen velen deze tekst alsof Jakobus in vers 15 zou beloven dat het gelovige gebed de zieke zal genezen.

Maar wat wil vers 16 dan zeggen?

In vers 16 gebruikt Jakobus het werkwoord 'iasthai'. Dit is een medische term. ‘Bid maar voor elkaar opdat jullie genezen.’ Hier belooft Jakobus geen genezing! Hier roept hij op om te bidden om genezing. En dan de uitkomst over te laten aan God.



Als we in vers 15 ‘sooizein’ vertalen als genezen, kiezen we dan voor de oplossing dat er in vers 15 wel genezing beloofd wordt, maar dat God toch niet altijd genezing geeft? En als je niet genezen bent (nadat je gezalfd bent en nadat er voor je gebeden is!), dat je dan maar om genezing moet gaan bidden en daar maar veel van moet verwachten?!

Of kiezen we voor de oplossing van vers 16 dat zegt dat diegenen die om hun zonden ziek zijn, zich niet mogen laten zalven? Dat zij ‘alleen maar’ mogen bidden om genezing en dat ze daar dan maar veel van moeten verwachten?!

Of moeten zij eerst bidden om genezing en daar maar veel van verwachten en mogen zij dan alsnog de oudsten bij zich roepen met de belofte dat ook zij genezen zullen worden?!



De wederkomst en het laatste oordeel

Dr. Floor laat in zijn commentaar op Jakobus zien hoe hoofdstuk 5 geschreven is tegen de achtergrond van de wederkomst en het laatste oordeel (Jakobus, Brief van een broeder): Uw goud en zilver is verroest en die roest zal tegen u getuigen. De tijd loopt ten einde (vers 3). De Heer zal spoedig komen (vers 8). Klaag niet, want daarmee roept u het oordeel over u af. Bedenk dat de rechter voor de deur staat (vers 9). Wie een zondaar van het dwaalspoor terugbrengt, redt zijn ziel van de dood (vers 20).



De verzen 14 tot 16 passen binnen de context van de wederkomst: Jakobus belooft dat de zieke verlost zal worden van zijn ziekte en dat hij behouden zal worden. Misschien zal hij verlost worden van zijn ziekte doordat hij genezen wordt. Misschien zal hij sterven; dan zal hij helemaal verlost zijn van zijn ziekte, dan zal hij gered, behouden zijn. Dit is een stellige belofte.

Vervolgens staat er: De Heer zal de zieke laten opstaan. Misschien doordat hij beter wordt. Maar in elk geval zal hij opstaan op de Jongste Dag. Ook al een stellige belofte.

En in de derde plaats belooft Jakobus vergeving van zonden. Al evenzeer een stellige belofte.



Zalven

Maar het zalven met olie dan? Voor het zalven om aan God te wijden, wordt het werkwoord 'chriein' gebruikt. Dit werkwoord zien we terug in de naam Chri-stus, Gezalf-de. Maar Jakobus gebruikt hier het werkwoord 'aleiphein' (insmeren, zalven).

De kerkvader Chrysostomus (vierde eeuw) vat het zalven op als teken van reiniging, zoals in de verzoeningsrite van Leviticus 14:15-20. (Over het priesterschap III,6). Iemand die melaats geweest was, moest gereinigd worden voordat hij weer in de tempel mocht komen. De priester streek olie op zijn rechteroorlel, rechterduim, rechter grote teen en op zijn hoofd. Zo voltrok de priester de verzoeningsrite (Lev. 14:17-18).
We kunnen ook denken aan de olie waarmee wonden verzorgd werden, olie als geneesmiddel (Luc. 10:34). De olie onderstreept dan dat de zieke zonder ziekte zal zijn, volkomen genezen.



Of aan olie als teken van een hartelijk welkom op het feestmaal bij God:

Van de vrouw die als zondares bekend stond, wordt gezegd dat ze Jezus’ voeten inwreef met olie (Luc. 7:38). Jezus verwijt zijn gastheer: ‘Ik ben in jouw huis te gast, en je hebt me geen water voor mijn voeten gegeven, je hebt me niet begroet met een kus en je hebt mijn hoofd niet met olie ingewreven (gezalfd).’

Blijkbaar kende men het gebruik om een gast niet alleen water te geven voor zijn voeten, hem te begroeten met een kus, maar ook zijn hoofd te zalven met olie: als een feestelijk welkom.

Ook God zalft Zijn kinderen met vreugdeolie en geeft hen zo een warm onthaal op het feestmaal, zoals in Psalm 23:5 ‘U nodigt mij aan tafel… U zalft mijn hoofd met olie, mijn beker vloeit over.’



Welke verklaring je ook kiest voor het zalven: de zieke zal gereinigd zijn van alle zonden, genezen van alle ziekte en hartelijk welkom op het feestmaal bij God. Een Godswonder!



Jakobus geeft in deze verzen oneindig rijke beloften! Hij belooft niet dat de gelovigen lichamelijk genezen worden nadat ze met olie gezalfd zijn. Ook niet aan de lezers uit zijn eigen tijd.

Jakobus belooft dat de zieke zal verlost worden van zijn ziekte en dat hij gered, behouden zal worden. Verder belooft Jakobus dat de zieke zal opstaan, in elk geval op de Jongste Dag.

Het kan zijn dat iemand ziek is door speciale zonden. God zal die vergeven! God vergeeft, belijd daarom elkaar de zonden en vergeef elkaar!
En bid dan maar om genezing! Jakobus leert ons veel van dat gebed te verwachten. Maar wel in ontspannen verwachting. God bepaalt wat Hij zijn geliefde kinderen geeft!



Martha Sebens



Drs. Martha Sebens is docent Grieks en Latijn aan de Theologische Universiteiten in Kampen en in Apeldoorn.