Discipelschap met het oog op Israël

Jan van Barneveld • 83 - 2007 • Uitgave: 9/10
Discipelschap met het oog op Israël

Discipelschap

Een sleuteltekst over discipelschap is het zendingsbevel in Matteüs 28:19. Deze opdracht van de Here Jezus heeft vier belangrijke onderdelen:
Gaan
Maakt alle volken tot mijn discipelen
Doopt hen
Leert hen onderhouden al wat Ik u heb bevolen

Als we onderzoeken wat ons discipelschap met het oog op Israël inhoudt, zullen we eerst moeten nagaan wat de Bijbel onder discipelen verstaat. Messiaanse Joden kunnen ons hierbij helpen. Hoofdstuk 3 van het boek King of the Jews van Daniël Thomas Lancaster geeft over dit onderwerp verrassende informatie. Lancaster is directeur educatie van de Messiaans-Joodse organisatie Eerste Vruchten van Sion. Nu volgt een korte samenvatting van dat hoofdstuk. Wat betreft de punten 1 en 3 van het zendingsbevel hebben kerk en zendingsorganisaties, vooral de laatste halve eeuw, het goed gedaan. Wat betreft de punten 2 en 4 is er minder goed naar de opdracht van de Here Jezus geluisterd. Discipelschap is een instelling die al lang voor de tijd van de Here Jezus bij de Joodse religieuze cultuur en praktijk hoorde. Hillel en Shammai, grote rabbijnen uit die tijd, hadden een kring van discipelen. Johannes de Doper en de Farizeeën hadden discipelen (Marc. 2:18). Discipelschap in die tijd hield veel meer in dan bijvoorbeeld student zijn aan een Bijbelschool. Discipelschap was radicaal, alles omvattend en met een volkomen toewijding aan de meester. Discipelen hadden een diepe, sterke band met hun leermeester. Zij volgden hem, leerden zijn lessen uit het hoofd en begonnen zich zelfs te kleden en te handelen als hij. Discipelen hadden vier taken. De woorden van de Meester uit het hoofd te leren. Sommigen konden hele Bijbelboeken opzeggen. Verder de handel en wandel, het zitten en opstaan van de meester te leren. Hoe hij de Sabbat hield, hoe hij at, bad en de Schrift uitlegde. De discipel moest ook leren dingen te doen zoals zijn meester. Ten slotte, als hij volleerd was, werd verwacht dat hij op zijn beurt discipelen zou gaan maken. In de tijd van de Here Jezus was dit radicale discipelschap normaal. Voor een groot deel zijn wij dit kwijtgeraakt. In het NT vinden we sporen van dit Bijbelse discipelschap. De Here Jezus stelde twaalf discipelen aan ‘opdat zij met Hem zouden zijn’ (Marc. 3:14). De discipelen moesten alles van de Meester leren: ‘Een discipel staat niet boven zijn meester, maar al wie volleerd is zal zijn als zijn meester’ (Luc. 6:40). Petrus vermaant ons, discipelen van de Here Jezus, ‘dat wij in Zijn voetstappen zouden treden’ (1Petr. 2:21). De Here Jezus vermaant de schriftgeleerden, Farizeeën en ook zijn discipelen: ‘Gij zult u niet rabbi laten noemen, want één is uw Meester en gij zijt allen broeders’ (Matt. 23:8). Geestelijke leiders mogen geen discipelen voor zichzelf werven of vormen. Absolute toewijding en radicaal discipelschap komt alleen de Here Jezus toe. Het verwaarlozen van het vierde punt uit het zendingsbevel wijt Lancaster aan het feit dat het ‘onderhouden van al wat Ik u heb geboden’ door het ‘onderhouden’ en ‘al’ veel te snel tot wetticisme werd en wordt weggemoffeld.

Met het oog op Israël
Als we de principes van een radicaal discipelschap en totale toewijding aan de Here Jezus toepassen ‘met het oog op Israël’, zinkt ons de moed in de schoenen. Wat is er in de loop van de eeuwen veel misgegaan in de relatie met het Joodse volk. Vervolging, discriminatie, gedwongen bekering en nog veel ergere dingen. Wat hebben ook nu veel kerken, kerkelijke organisaties en individuele gelovigen vaak ongerechtvaardigde, oneerlijke en zelfs hatelijke kritiek op Israël. Te dikwijls lezen we en horen we opmerkingen als: “De Joden (of: Israël) moeten eerst maar eens…”. Vult u zelf maar in. De eeuwenoude vervangingsleer (de visie dat de kerk de rol en de plaats van Israël heeft overgenomen) is nog springlevend en een regelrechte overtreding van wat Paulus gebood: ‘Wees niet hoogmoedig, maar vrees’ (Rom. 11:20). Ik weet wel, u hebt persoonlijk geen schuld aan die vreselijke zonden tegenover het Joodse volk. Ook doet u niet mee aan het lelijke antizionisme van veel christenen in onze tijd. Maar de last van het verleden en de houding van veel christenen drukt wel op onze ontmoeting met Israël en op ons getuigenis. Hiermee zullen we vaak geconfronteerd worden als we ons discipelschap in dienst stellen aan Israël. Onlangs nog verbood het Opperrabbinaat Joodse vrouwen deel te nemen aan een conferentie van christenvriendinnen van Israël.

Opdrachten (1)
De Bijbel geeft ons een paar duidelijke aanwijzingen over onze dienstbaarheid met het oog op Israël. Bij alle dienstbaarheid en elk getuigenis mogen we niet vergeten dat Israël Gods volk is. Want ‘de genadegaven en de roeping van God zijn onberouwelijk’ (Rom. 11:29). Paulus zegt verder: ‘Hun zijn de woorden van God toevertrouwd’ (Rom. 3:2). Niet ‘hun waren de woorden van God toevertrouwd’, maar ook nu! Hetzelfde geldt voor de verbonden en andere genadegaven van God. Zie Romeinen 9:4. We moeten Israël dan ook met respect tegemoet treden en hen ‘dienen met onze stoffelijke goederen’ en onze bemoedigingen. Want Paulus zegt: ‘Indien de heidenen aan hun geestelijke goederen deel hebben gekregen, behoren zij ook met hun stoffelijke goederen hen te dienen’ (Rom. 15:27). Met andere woorden: Elke gemeente steunt een project voor het Joodse volk in of buiten Israël. Verder zegt Paulus: ‘…opdat door de u betoonde ontferming ook zij thans ontferming zouden vinden’ (Rom. 11:31). Wij hebben veel genade en ontferming van de Heer ontvangen. Waartoe? Opdat ook Israël ‘ontferming zou vinden’. Hoe dat in te vullen door gebed, steun, troost, getuigenis, bemoediging, dat zal Gods Geest leiden als we naar wegen zoeken.

Opdrachten (2)
Juist nu heeft Israël die bemoediging hard nodig. Bijna de hele wereld is tegen Israël. Men ziet Israël als een groter gevaar voor de wereldvrede dan bijvoorbeeld schurkenstaten als Noord-Korea en Iran. Van alle kanten staat Israël onder grote druk. Israël weet heel goed dat alleen Bijbelgetrouwe christenen nog achter Israël staan. Vooral in de VS zijn het de evangelicals die zeer actief Israël steunen. De politieke partij en de politicus in de VS die daar geen rekening mee houdt, kan het wel vergeten. In Israël kijkt men aan de ene kant dankbaar en enthousiast tegen die steun aan. Een andere, meer orthodoxe kant, is achterdochtig. Ze vragen zich af: ‘Waarom die steun?’ ‘Zijn die Christenen nu bezig te proberen ons langs die weg te bekeren?’ ‘Zijn we nu een onderwerp voor hun eindtijdverwachtingen?’ Hoe dan ook, door onze voorbede en door onze steun aan Israël gehoorzamen wij aan een opdracht die God ons geeft. Ons dienende discipelschap met het oog op Israël is gewichtiger dan ons preken. Wie we zijn spreekt duidelijker taal dan wat we zeggen. Onze mond houden over ons geloof? Natuurlijk niet. Echte, dienstbare discipelen krijgen vanzelf oprechte vragen. Uiteindelijk zal de HERE Zelf tot Zijn doel komen met Zijn volk. Pas ‘als de volheid van de heidenen binnengaat…zal gans Israël behouden worden’ (Rom. 11:25). Tot het moment dat die grote gebeurtenis plaatsvindt, spannen wij ons in toegewijde discipelen van de gekomen en komende Messias van Israël te zijn en stellen ons discipelschap ten dienste van Gods volk.

Jan van Barneveld