Lun

Gieneke van Veen-Vrolijk • 87 - 2011 • Uitgave: 5
Voorbeelden… tot waarschuwing

Ook ditmaal vraagt een zeer ernstig en verschrikkelijk woord onze aandacht. Aansluitend bij het woord ‘dibba’ (lasterbericht)1 van vorige keer, komen we het begrip ‘lun’ tegen. Het gaat hier om het werkwoord ‘lun’ (uitspraak: loen), dat slechts in een beperkt aantal gevallen voorkomt in de Hebreeuwse Bijbeltekst. Negatief en afschrikwekkend is de (basis)betekenis van ‘lun’: morren, murmureren, wankelmoedig zijn, weerzin en opstand uiten, ongeloof en wantrouwen tonen.2 Het werkwoord ‘lun’ is meer dan alleen ‘morren’; dit begrip houdt vooral een negatieve grondhouding in van rebellie, vijandig wantrouwen, agressieve ontevredenheid, ongelovige weerzin. Het is een houding van ‘fel afzetten tegen’. Hierbij komt ook het aspect van ‘lun’/ongelovig murmureren onderling, waarbij deze houding van ‘wantrouwend verzet tegen’ onderling wordt aangewakkerd en doorgegeven, zodat een negatieve vonk kan oplaaien als een fel vijandig vuur. Wie zal het doven?
We schrikken bij de ontdekking dat in het Oudtestamentische verslag dit werkwoord voorkomt met betrekking tot de houding van Gods volk ten opzichte van de Here. Dan zie ik mijzelf…
We vinden ‘lun’ alleen in verschillende episodes uit de geschiedenis van Israëls woestijnverblijf en (korte tijd) daarna (Exodus 15-17; Numeri 14-17). Het betreft in alle gevallen intrieste gebeurtenissen van opstand tegen God, ongehoorzaamheid en ongeloof ten opzichte van Zijn Woord en liefdeloosheid en ontrouw tegenover Hem.

Bitter morren bij ‘Mara’ (Exodus 16:22-26)
Na Israëls bevrijding en uittocht uit Egypte en hun wonderlijke doortocht door de Rode Zee jubelde men uitbundig: “Ik zal de HERE zingen… zingt de HERE, want Hij is uiterst verheven…” (Exodus 15:1-21). Zang en lofprijzing was zo het start- en uitgangspunt voor de woestijnreis. Drie dagen later begon dorst te branden, maar water was er niet. Toen men uiteindelijk ondrinkbaar water vond, sloeg de vreugdestemming om in grote ontevredenheid, woede en opstand. Het volk uitte dit door hun ‘lun’/vijandig morren tegen Mozes (vers 24). ‘Mara’ (= bitter/heid) was het enige wat men ondervond, waardoor men alle zicht op God en Zijn uitredding, leiding en zegeningen kwijt raakte. Zo kort nadat men Gods wonderen had beleefd en ontzagvol had bezongen! Toch komt de Here God het volk genadig met zegen en uitkomst in de nood tegemoet.

Gods voorziening in de woestijn (Exodus 16, 17)
Nadat men enige tijd onderweg was, vervaagde opnieuw het zicht op Gods wonderlijke leiding (vgl. Exodus 13:21,22). Verlangen naar eten sloeg toe en de hele vergadering stond tegenover Mozes (en Aäron) met hun ‘lun’/wantrouwend morren waarmee een algemene houding van agressie en opstand werd geuit (16:2,7-9). Was men zo spoedig Gods wonderlijke verlossing uit de slavernij te Egypte vergeten? Het ‘lun’/ongelovig murmureren was als een ‘lopend vuur’ door de mensen gegaan, de (‘lun’-)vonken waren snel overgeslagen op allen en het vuur van wantrouwend verzet tegen Gods leiding was hevig opgelaaid. Zo stond men tegenover de door de Here aangestelde leiders. Uiteindelijk trof het hevige verwijt van voedselgebrek de Here God Zelf! Hij hoorde dat het ‘lun’/opstandig morren ten diepste tegen Hemzelf was (16:7,8). Toch betoont Hij Zich opnieuw als een genadig en barmhartig God die hoort en voorziet in de nood. Hij schenkt hemels brood, honingzoet Manna (16:12-31).
De woestijnreis maakt dorstig en wanneer men opnieuw naar water snakt, barst nogmaals het ‘lun’/morren los (17:3). Ook ditmaal betoont God Zijn genade door op wonderlijke wijze water te geven (17:5,6). Hijzelf was daar aanwezig om hen van water te voorzien!

Ongelovig verzet tegen de Here (Numeri 14-17)
Vanuit de woestijn nadert men het beloofde land en de spanning stijgt… Alle hoge verwachtingen worden echter weggevaagd door het negatieve bericht (‘dibba’/lasterpraat) van tien van de twaalf uitgezonden verspieders. Hun angstaanjagende leugenverslag overtuigt het volk dat het door God ‘beloofde land’ een onmogelijkheid is en hiermee maakt men de belofte Gods tot leugen. Allen die de leugen geloofden, uitten dit door ‘lun’/met agressieve, opstandige houding wantrouwen uiten betreffende Gods leiding en voorziening. Het is ‘lun’/ongelovig morren tegen God (14:27-29) als gevolg van het luisteren naar lasterpraat over Gods belofte (14:36,37). Een vreselijke zonde met verschrikkelijke gevolgen: Men zou het land der belofte niet ingaan.

Onze eigen geschiedenis
Al deze dingen zijn gebeurd en opgeschreven tot onze waarschuwing. Het is ook onze geschiedenis! De apostel Paulus houdt ons voor dat wij allen hetzelfde zijn als het volk Israël en hun geschiedenis tot onze waarschuwing is opgetekend (1 Korintiërs 10:6,10,11). Ook wij hebben een negatieve ‘lun’-houding en daarom geldt ons de waarschuwing: “En mor niet…” Dit maakt ons heel klein en ootmoedig.

Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk

1 Zie Genesis 37:2; Numeri 13:32a; 14:36,37; vgl. Spreuken 10:18; 25:10.
2 Hier wordt het ww. ‘lun’ (I) bedoeld, onderscheiden van het ww. ‘lun/lyn’ (overnachten).