Het Evangelie van Matteüs (3)

Gert van de Weerd • 86 - 2010 • Uitgave: 19
Profetie in het Nieuwe Testament

Als er over profetie gesproken wordt, denken we haast automatisch aan de profeten van het Oude Testament, zelden aan het Nieuwe testament. Toch staat ook dat Bijbeldeel vol profetie. In deze artikelenreeks richten we ons op het evangelie van Matteüs, want in dat boek komt - meer dan in de andere evangeliën - de profetie uit het Oude Testament tot bloei. Bovendien bevat Matteüs ook nog belangrijke eindtijdprofetie.
We springen van tekst tot tekst en geven daar een kort commentaar op. Leg daarom uw Bijbel naast dit artikel en lees de gehele aangegeven hoofdstukken zorgvuldig door.

Het Messiaanse Rijk wordt uitgesteld
In het eerste deel van het boek van Matteüs verkondigt Jezus het Messiaanse Rijk: ‘Bekeert u want het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.’ Na Matteüs 11 spreekt Hij nog maar weinig over het komende koninkrijk, want dan is duidelijk geworden dat het Joodse volk hem verwerpt. Daarmee raakt het Messiaanse Rijk voor lange tijd uit zicht; tot op de huidige dag.

Na Matteüs 11 predikt Jezus het evangelie van bekering en genade. Dat is niet gericht tot een geheel volk (zoals voorheen). Het is bestemd voor individuele gelovigen, die later de Gemeente van Christus zullen vormen. Ook komen nu de heidenen aan bod. Dat was oorspronkelijk niet het geval. Toen was de boodschap van Jezus alleen voor het Joodse volk bestemd. ‘Deze twaalf heeft Jezus uitgezonden en Hij gebood hun, zeggende: Wijkt niet af op een weg naar heidenen, gaat geen stad van Samaritanen binnen; begeeft u liever tot de verloren schapen van het huis Israëls’ (Matteüs 10:5 6). En Matteüs 15:24 ‘Ik (Jezus) ben slechts gezonden tot de verloren schapen van het huis Israëls.’

Het ontstaan van de Gemeente van Christus
In Matteüs 21:33-41 vinden we de gelijkenis van de onrechtvaardige pachters. De pachters stellen de leiders van het volk Israël voor. Zij vermoorden de boodschappers (de profeten) van de eigenaar van de wijngaard (God) en uiteindelijk ook zijn zoon (Jezus Christus). Matteüs 21:43 spreekt het oordeel over hen uit: ‘Daarom, Ik zeg u, dat het Koninkrijk Gods van u zal weggenomen worden en het zal gegeven worden aan een volk, dat de vruchten daarvan opbrengt.’
Met deze oordeelsprofetie keert God zich door Jezus Christus tot de heidenen. Voorheen was het zo, dat de weg van het heil via Israël liep. Daar diende een heiden zich bij aan te sluiten als hij God gevonden had. In de nieuwe situatie wordt een ander volk gekozen. Dat is de Gemeente van Christus, die zowel uit Joden als uit heidenen bestaat. Daarin zijn de heidenen niet minder dan de Joden. Zij zijn mede-erfgenaam geworden, ‘(dit geheimenis), dat de heidenen mede-erfgenamen zijn, medeleden en medegenoten van de belofte in Christus Jezus door het evangelie’ (Efeziërs 3:6).

Het Heil is ook voor de heidenen!
In Matteüs 12 spreekt Jezus over de vervulling van een oude belofte: De profetie over de Knecht des Heren. ‘Zie, mijn knecht, die Ik ondersteun; mijn uitverkorene, in wie Ik een welbehagen heb. Ik heb mijn Geest op hem gelegd: hij zal de volken het recht openbaren. Hij zal niet schreeuwen noch zijn stem verheffen, noch die op de straat doen horen. Het geknakte riet zal hij niet verbreken en de kwijnende vlaspit zal hij niet uitdoven; naar waarheid zal hij het recht openbaren. Hij zal niet kwijnen en niet geknakt worden, tot hij op aarde het recht zal hebben gebracht; en op zijn wetsonderricht zullen de kustlanden wachten’ (Jesaja 42:1 4).

We beginnen bij Matteüs 12:15, want vers 15-16 vormt de aanloop tot de profetie. ‘Maar Jezus doorzag het en ging vandaar weg. En velen volgden Hem en Hij genas hen allen, en Hij verbood hun ten strengste Hem bekend te maken, opdat vervuld zou worden het woord, gesproken door de profeet Jesaja, toen hij zeide:
Zie, mijn knecht, die Ik verkoren heb, mijn geliefde, in wie mijn ziel een welbehagen heeft; Ik zal mijn Geest op Hem leggen en Hij zal de heidenen het oordeel verkondigen. Hij zal niet twisten of schreeuwen, en niemand zal op de pleinen zijn stem horen. Het geknakte riet zal Hij niet verbreken en de walmende vlaspit zal Hij niet uitdoven, voordat Hij het oordeel tot overwinning heeft gebracht. En op zijn naam zullen de heidenen hopen’
(Matteüs 12:15 21).
In Matteüs 12:15 vlucht Jezus voor de dreiging van de Farizeeërs. Een grote groep volgelingen gaat met Hem mee. Daaronder waren zieken en die genas Hij allen! Dat was voorheen niet het geval. Toen genas Jezus een enkeling, zeker niet ‘allen’. In feite zien we hier de geboorte van de Gemeente. Jezus richt zich niet meer tot het gehele volk Israël, maar tot Zijn volgelingen: de nieuwe Gemeente van Christus.

Heel bijzonder is dat Jezus Zijn volgelingen verbiedt om Hem bekend te maken (NBV: Hij verbood hun uitdrukkelijk bekend te maken wie Hij was). Dat was voorheen niet het geval. Zowel Jezus als Johannes de Doper brachten hun boodschap aan het grote publiek. Nu echter de Joden Hem verwerpen, keert Jezus zich tot een nieuw volk: De Gemeente des Heren. Die gaat Hij onderrichten en daar staan de andere Joden buiten.

Op zijn Naam zullen alle volken hun hoop vestigen!
In Matteüs 12:18 (NBG) wordt gesproken van ‘het oordeel’. Dat is fout, dat moet ‘recht’ zijn, evenals in Jesaja 42:1. In de NBV is deze tekst wel goed vertaald. Daar staat: ‘Hier is de dienaar die ik mij gekozen heb, die ik liefheb en in wie ik vreugde vind. Ik zal hem vervullen met mijn geest, aan alle volken zal hij het recht verkondigen.’
Ook de daarop volgende verzen zijn beter in de NBV-vertaling: ‘Hij zal geen woordenstrijd aangaan en op straat zijn stem niet verheffen. Het geknakte riet breekt hij niet af, noch dooft hij de kwijnende vlam, totdat het recht dankzij Hem overwint. Op zijn naam zullen alle volken hun hoop vestigen’ (Matteüs 12:19 21).
Jezus gaat de heidenen (de niet-Joden) het recht verkondigen. Dat is de rechtvaardigheid van God. Die is onvergelijkelijk veel beter dan het onrecht van de godsdiensten die ze toen aanhingen. Dat is het evangelie van de Gemeente van Christus; de boodschap van verlossing en genade. Het is de prediking van de weg tot God in Jezus Christus. En die boodschap wordt tot op de huidige dag verkondigd en dat zal zo doorgaan totdat het recht dankzij Hem overwint (vers 20b). Dat is, totdat het Messiaanse Rijk wordt gevestigd en de gehele aarde onder de regering van koning Jezus zal vallen. Dan is er ook geen Gemeente meer nodig. Vandaar dat deze, kort daarvoor, in de hemel wordt opgenomen. ‘Want dit zeggen wij u met een woord des Heren: wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan, want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zó zullen wij altijd met de Here wezen’ (1 Tessalonicenzen 4:15 17).
De apostel Paulus sluit met een sterke aanbeveling: ‘Vermaant elkander dus met deze woorden’ (1 Tessalonicenzen 4:18). Christenen moeten elkaar dus voortdurend wijzen op de wederkomst van Christus, wanneer wij met Christus verenigd worden. Maranatha: Jezus komt!

Gert van de Weerd