Verborgen schaduwen van Christus (12)

Jan Harmen Klein Haneveld • 93 - 2017 • Uitgave: 13
Welzalig de man
• die niet wandelt in de raad van de goddelozen,
• die niet staat op de weg van de zondaars,
• die niet zit op de zetel van de spotters,
maar die zijn vreugde vindt in de wet van de HEERE en Zijn wet dag en nacht overdenkt. Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd, waarvan het blad niet afvalt; al wat hij doet, zal goed gelukken’ (Psalm 1:1-3).


Het boek van de Psalmen begint met een oproep om niet met verkeerde mensen om te gaan. Gelukkig ben je:
• als je niet wandelt in de raad van goddelozen; als je hun adviezen niet opvolgt;
• als je niet staat op de weg van zondaars; als je niet met hen meedoet;
• als je niet op de stoel zit van de spotters; als je niet in hun gezelschap verkeert.
Dergelijke vermaningen vinden we op veel plaatsen in de Bijbel. Zo vinden we in Spreuken 1:10-15 bijvoorbeeld een soortgelijke waarschuwing. En Paulus waarschuwt in 1 Korintiërs 15: ‘Slecht gezelschap bederft goede zeden’ (vers 33). In Korinte ging het om mensen die ontkenden dat er een opstanding van doden is. Hun leer zou onafwendbaar een zondige levenswandel tot gevolg hebben: ‘Laten we dan maar eten en drinken, want morgen sterven wij’ (1 Korintiërs 15:32). Wanneer we met de verkeerde mensen omgaan, zal ons gedrag daardoor negatief beïnvloed worden.

Welzalig de Man…
Strikt genomen bevatten de eerste verzen van Psalm 1 geen oproep, maar een mededeling. Er wordt iemand welzalig verklaard. Uit Psalm 14 en Psalm 53 blijkt echter dat niemand aan de gestelde norm voldoet. ‘Er is niemand die goeddoet, zelfs niet één’ (Psalm 14:2-3; Psalm 53:3-4; Romeinen 3:10-11, vergelijk Prediker 7:20). Is er dan echt niemand die aan Psalm 1 voldoet? Is er dan niemand die welzalig is? Over Wie heeft de psalmdichter het?
In zijn toespraak in de zuilengang van Salomo spreekt Petrus het volk toe en zegt onder meer: ‘U echter hebt de Heilige en Rechtvaardige verloochend en gevraagd dat u een moordenaar geschonken zou worden’ (Handelingen 3:14). En in zijn eerste brief schrijft hij: ‘Hij, Die geen zonde gedaan heeft en in Wiens mond geen bedrog gevonden is’ (1 Petrus 2:22). En de apostel Paulus schrijft over dezelfde Persoon: ‘Want Hem Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem’ (2 Korintiërs 5:21). De schrijver van de brief aan de Hebreeën schrijft: ‘Want zo’n Hogepriester hadden wij nodig: heilig, onschuldig, onbesmet, afgescheiden van de zondaars en boven de hemelen verheven’ (Hebreeën 7:26).
Hoewel de Schriftgeleerden en Farizeeën Hem verweten dat hij omging met tollenaars en zondaars (Lucas 5:30), werd Zijn gedrag daardoor niet negatief beïnvloed. Integendeel, het gedrag en het innerlijk van de zondaars werd door het contact met Hem positief veranderd! Nooit deed Hij mee met de zondige wandel van de mensen om Hem heen. Hij bracht de mensen er juist toe zich daarvan te bekeren.

Gods plan
Er is dus één Man die voldoet aan de norm van Psalm 1: Jezus Christus. Zijn vreugde was in de wet van God. Hij kon van Zichzelf getuigen dat het Zijn voedsel was dat Hij de wil deed van Hem, die Hem gezonden had (Johannes 4:34). Met dat doel was Hij op aarde gekomen: om Gods wil te volbrengen (Johannes 5:36; 17:4; Hebreeën 10:9). En door Gods Woord wordt Hij welzalig verklaard. Hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd. Al wat Hij doet zal goed gelukken. Jesaja schrijft daarover: ‘het welbehagen van de Heere zal door Zijn hand voorspoedig zijn’ (Jesaja 53:10b). Gods hele heilsplan is er op gericht ‘om in de bedeling van de volheid van de tijden alles weer in Christus bijeen te brengen, zowel wat in de hemel als wat op de aarde is’ (Efeziërs 1:10). En dat plan van God zal zeker volvoerd worden.

En wij?
De profeet Jeremia past de zegen van Psalm 1 ook toe op ieder die op de Heere vertrouwt: ‘Hij zal zijn als een boom, die bij water geplant is, en die zijn wortels laat uitlopen bij een waterloop. Hij merkt het niet als er hitte komt, zijn blad blijft groen. Een jaar van droogte deert hem niet, en hij houdt niet op vrucht te dragen’ (17:8).
Als wij op de Here Jezus vertrouwen mogen ook wij vrucht dragen voor Hem. Door steeds op Hem te zien, ‘de Leidsman en Voleinder van het geloof’ (Hebreeën 12:2), zullen we meer op Hem gaan lijken. Dan mogen we beelddragers zijn van Hem, die hier op aarde Gods wil volkomen heeft gedaan. En met Hem zullen we deelgenoten zijn van Zijn zegen.

Jan Harmen Klein Haneveld