Eigen volk eerst

Kim ter Berghe • 92 - 2016 • Uitgave: 18
Nationalisme is helemaal in. Trump wil Amerika weer groot maken. Iets soortgelijks zijn Poetin en Erdogan van plan met hun respectievelijke voormalige grootmachten. Om nog maar niet te spreken over China met zijn ambities om elk stuk zoutwateroppervlak in zijn niet bepaald directe omgeving te claimen en het vol te gooien met eilandjes die kunnen fungeren als uitvalsbasis voor het volksleger.

In Europa hebben we net een Brexit-referendum gehad en Wilders hoopt iets soortgelijks in Nederland voor elkaar te kunnen krijgen. Maar hoe verhoudt nationalisme zich eigenlijk tot ons geloof? En hoe kunnen we als christenen onze positie kiezen op een manier die het evangelie waardig is?

Vaderlandsliefde
Nationalisme kent verschillende uitingsvormen, zowel goede als minder goede. Vaderlandsliefde bijvoorbeeld is een gezonde zaak. Net zoals je van je familie houdt, met al zijn goede en lastige kanten, zo mag je ook van je land houden. En er is veel in Nederland om van te houden. Zoals bijvoorbeeld onze vrijheid, onze goede zorg voor zieken en zwakken, ons recht op onderwijs, zelfs christelijk onderwijs, de veiligheid, het groen en het water, de Nederlandse nuchterheid, inventiviteit en egalitaire volksaard.
Het is waar dat al deze dingen worden aangetast door zonde en egoïsme, zoals niets in deze wereld volmaakt is. Maar er is genoeg reden om dankbaar te zijn voor de goede dingen die God aan ons volk gegeven heeft. En om deze dingen te vieren, bijvoorbeeld koningsdag en bevrijdingsdag.
Ons land heeft ook genoeg zwarte bladzijden in haar geschiedenis en dingen waar we ons voor schamen. Die dingen hoeven we niet weg te poetsen om toch van ons land te kunnen houden en haar ‘vrede te zoeken’ (Jeremia 29:7). Vaderlandsliefde is dus een positief gevoel, dat onderlinge verbondenheid geeft aan mensen en dat een volk kan motiveren om zich in te zetten voor de ontwikkeling en bescherming van het land waarin ze wonen.

Superioriteitsgevoel
Het moge echter duidelijk zijn dat er op het moment op veel plekken in de wereld sprake is van een minder onschuldig nationalisme. Een eerste teken dat nationalisme ontaardt, is het ontwikkelen van oneigenlijke superioriteitsgevoelens. Natuurlijk, een volk mag trots zijn op de dingen die het heeft bereikt. Nederlanders zijn bijvoorbeeld goede dijkenbouwers en ons land heeft fantastische schilders voortgebracht. Maar wij zijn niet een beter soort mens. Al zijn in ons land dingen misschien beter geregeld of is er minder corruptie, dat zijn geen redenen om ons te verheffen boven volken in landen waar het een bende is. Want ook wij moeten er voortdurend voor waken dat we daar niet toe afzakken.
Die nationalistische superioriteitsgevoelens kunnen vaak slecht de waarheid verdragen en dit leidt al gauw tot het schoonschrobben van de geschiedenisboeken. Voorbeelden zijn het ontkennen van het op grote schaal gebruik maken van troostmeisjes door de Japanners, of de Armeense genocide door de Turken.
Nationalisme wordt ook verontrustend wanneer het religieuze vormen aanneemt. Dat zie je bijvoorbeeld in Rusland, waar Poetin en de Russisch Orthodoxe kerk het heel gezellig met elkaar hebben en andere groepen gelovigen daardoor verdrukking lijden. Je ziet het in Amerika, waar Gods naam te pas en te onpas betrokken wordt bij allerlei onfrisse politieke spelletjes en conservatieve christenen campagne voeren voor Trump (of tegen Hillary Clinton) alsof de toekomst van de kerk ervan af hangt.
Vanuit het oogpunt van deze leiders is een al dan niet geveinsde religieuze betrokkenheid trouwens een goede zet. Mensen hebben meestal een sterke loyaliteit naar zowel hun land als hun religie. Als je die twee op een lijn krijgt, dan resulteert dat in meer macht, voor zowel de kerk als de staat.

Een messias
Een andere manier waarop nationalisme ontaard, is als het zich vormt om een bepaalde persoon heen, die een soort messiasrol krijgt aangemeten. Erdogan is het meest duidelijke hedendaagse voorbeeld van een leider die wel erg veel enthousiasme op zijn persoon weet te richten, ten koste van iedereen die minder enthousiast is. Sterke nationale gevoelens in combinatie met de verering van een dictator, dat heeft zelden iets goeds voortgebracht. Het laat ook zien hoe kwetsbaar de democratie is waarbinnen wij ons veilig weten. Zowel Rusland als Turkije zijn voorbeelden van hoe een populaire leider verbazend snel democratische processen kan saboteren op de golven van nationalistische gevoelens. En de geschiedenis heeft bewezen dat de West-Europese volksaard daar helaas niet immuun voor is.

Hoopvolle toekomst
Hoe kunnen christenen op deze ontwikkelingen reageren? Allereerst door te bidden voor onze wereld, dat God de machten van het kwade zal beteugelen en wereldleiders wijsheid wil geven om de vrede te zoeken.
Uit dat gebed vloeit voort dat christenen op hun plek in de maatschappij een tegenwicht bieden aan ongezond nationalisme. Bijvoorbeeld door een gezonde manier van vaderlandsliefde te laten zien en onze kinderen leren van ons land, ons volk en onze cultuur te houden, zonder daarbij ons falen als volk te negeren of te ontkennen. En zonder andere groepen van ons volk uit te sluiten. Gezonde vaderlandsliefde is niet exclusief, maar laat ruimte voor mensen van buiten om aan te schuiven. Bovendien groeit als het goed is bij christenen vaderlandsliefde niet buiten proporties, omdat dit maar ons tijdelijke vaderland is. Onze ziel en zaligheid hangen er niet vanaf.
Bij ‘de vrede zoeken voor ons land’ hoort mijns inziens ook het verzet tegen krachten die ons land bedreigen. Zonder daarbij hele bevolkingsgroepen te willen demoniseren, is het denk ik belangrijk dat christenen aandringen op een immigratiebeleid dat genadig is, maar ook realistisch en waarbij veel minder tolerantie is voor immigranten met bewezen criminele en/of extremistische intenties. Het gericht aanpakken van deze uitwassen van immigratie zou niet alleen ons land beschermen, maar ook hen die hier naartoe gevlucht zijn op zoek naar vrede. En het zou voor een groot deel de wind uit de zeilen nemen van ongezonde nationalistische bewegingen.
Verder moeten we waken voor de gedachte dat we als Westerse landen met onze christelijke wortels God aan onze kant hebben. Ook de mildere vormen van deze gedachtegang, zoals de drieslag ‘God, Neerland en Oranje’ of het Amerikaanse ‘One Nation under God’ zijn mijns inziens niet bijbels. Er is maar één uitverkoren volk en maar één beloofd land. Verder is er geen enkele natie op aarde die de speciale gunst van God kan claimen op grond van wat voor geschiedenis of vrome grondleggers dan ook. De lijnen van Gods koninkrijk zijn niet te tekenen op een landkaart.
Nationalisme is uiteindelijk een bekrompen visie. Hoewel vaderlandsliefde goed is, moeten we daar niet in blijven steken. Onze visie is groter. Christenen zien uit naar een uitgesproken internationale toekomst. Een groot feest waar elk volk op aarde bij vertegenwoordigd is en waar het niet meer gaat om onze nationale trots, maar om de eer van het Lam op de troon.

Kim ter Berghe