Opwekking

ds. H.J. Hegger • 75 - 1999/2000 • Uitgave: 4
De vorige keer zagen we dat opwekking is een sterven met Christus, met als gevolg dat we daardoor loskomen van de heerschappij van de Wet en dat Christus daardoor de Man van onze ziel is geworden. De wet kan daardoor geen beslag meer op ons leggen. We zijn vrij van de wet. We moeten nu nog wat meer op dat sterven met Christus ingaan.

Paulus zegt namelijk dat we daardoor ook "aan de zonde gestorven" (Rom. 6:2), "vrijgemaakt van de zonde" (:18) zijn. Als wij met Christus 'gehuwd' zijn, hebben we niets meer met de wet, maar evenmin iets met de zonde te maken. We zijn dan geen slaven meer van de zonde, want Christus heeft ons vrijgemaakt. Hoe voltrekt zich dat sterven aan de zonde dat vrijgemaakt worden van de zonde? Dat gebeurt door en vanuit de eenheid met Christus.

VERGROEID MET CHRISTUS
Die eenheid met Christus is veel dieper dan de eenheid tussen man en vrouw. Paulus gebruikt andere beelden om die unieke eenheid duidelijk te maken.
Zo zegt hij in Rom. 6:5 dat wij "samen gegroeid" (sum-phutoi) zijn met Christus, zó dat wij een gelijkenis vertonen met Zijn sterven. We zijn door het sterven aan de zonde tot één plant met Hem vergroeid.
In Zijn sterven heeft Christus een volstrekt 'nee!' uitgesproken tegen de zonde. En Hij wil ook ons in dat "nee!" tegen de zonde meenemen. Hij doet dat door ons helemaal op te nemen in Zichzelf. Wij vergroeien dan met Zijn nee-zeggen tegen de zonde.
Jezus gebruikt, met het oog daarop, eenzelfde beeld: "Ik ben de Wijnstok, gij zijt de ranken. Wie in Mij blijft gelijk Ik in hem, die draagt veel vrucht” (Joh. 15:5). Slechts vanuit die eenheid met de stervende, de nee-zeggende Jezus kunnen ook wij nee zeggen tegen de zonde. Buiten Hem kunnen we dat niet. "Want zonder Mij kunt gij niets doen."

Lezer(es), ga naar Golgotha. Zie daar die Gekruisigde hangen. Door het geloof bent u helemaal één met Hem geworden. U bent met deze Stervende vergroeid. Hij heeft u binnen in Zich getrokken: "Ik in u en gij in Mij". Samen met u zegt Hij daar een onverbiddelijk nee tegen de zonde. Zie naar Hem in die uiterste pijn en verlatenheid vanwege uw zonden. En zeg vanuit Hem en tot Hem nee tegen de zonde. Zeg het vanuit de stilte van uw door Hem vrijgemaakte wil: "Zonde, ik wil niets meer met jou te maken hebben."
En zeg tegen Hem: "Here Jezus, ik heb zo'n diepe bewondering voor deze volstrekte, zichzelf offerende liefde van U. Ik zou zo graag ook zo'n liefde bezitten. 0 bevrijd mij van mijn zelfzucht. Verbreek de banden waarmee ik vastgeklonken ben aan 'de oude mens' in mij. Trek mij uit de zuiging van mijn 'vlees' vandaan. Laat mij worden zoals U."

STERVEN AAN JE ZONDIGE 'IK'
Ook op een andere manier is het geloof in Christus een sterven met Hem. Het is een sterven aan je eigen zondige 'ik'. Daarom zegt Paulus: "Ik ben met Christus gekruisigd, en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij" (Gal. 2:20 sv). Hoe kan dat; tegelijk met Christus de kruisdood ondergaan en leven met en in Hem? Zie hier de reden:

Geloven in Christus betekent:
Erkennen dat je een zondig mens bent. Dan belijd je ootmoedig dat, als God met jou in het gericht wil gaan, je voor Hem niet kunt bestaan. Dan blijft er niets van je over dan alleen maar schuld, schuld en nog eens schuld.
Tegelijk zie je dan in, dat jijzelf die schuld nooit kunt voldoen en dat je helemaal bent aangewezen op Jezus Christus als de enige en volkomen Middelaar tussen God en jou. Hij alleen kan en wil die schuld voor jou vereffenen.
En als een mens dat heeft ingezien, komt hij voor de keuze te staan: Wil ik in alle nederigheid die voldoening van iemand anders aanvaarden, ja of nee? Dat kan een heel gevecht betekenen, want ook al is die ander de Zoon van God, toch blijft het een diepe vernedering, als je met je hart erkent:
"Ik kan het niet met God in orde maken; dat kan alleen Hij; welnu, ik aanvaard Hem als mijn Zaligmaker. Here Jezus, ik geef mij in volstrekt vertrouwen over aan U. Ik verwacht voortaan niets meer van mezelf, maar alles van U, van U alleen."

En als u dan door uw willen "uws zelfs zaligheid werkt", doe dat dan "met vreze en beven", met ontzag voor de heilige God, "die in u werkt beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen" (Fl. 2:12,13). Zo'n belijdenis is de doodsteek voor elk zondige zelfbesef. Dan gaat je eigen 'ik' ten onder om op te gaan in Christus. Dan leeft Christus in u!
De Jeruzalemmers hebben dat niet gewild. Jezus verwijt hen dan ook: Ik heb jullie als een kloek naar Mij willen lokken om jullie onder de vleugels van Mijn warme liefde te doen schuilen. "Maar gij hebt niet gewild" (Mat. 23:37).
Als u dat wél hebt gewild in de kracht van Gods genade, dan hebt u daardoor uw zondige 'ik', vooral uw aangeboren hoogmoed, voorgoed afgeschreven. Want dan erken je dat je in jezelf hulpeloos bent, hopeloos een speelbal van je driften en begeerten, én dat niet jijzelf, maar Iemand anders je uit die slavernij heeft bevrijd.
En deze ootmoed is het begin van de opwekking in uw persoonlijke leven. Zonder die nederigheid is ook ijveren voor een opwekking inbeelding, humbug, grootspraak.

RECHTVAARDIGMAKING
De rechtvaardigmaking is het werk van God, waardoor de gerechtigheid van Christus ons van buiten af wordt toegerekend langs de weg van ons geloof. We moeten daar altijd weer toe terugkeren. Alleen dan worden we bewaard voor geestelijke hoogmoed én voor moedeloosheid.
Wanneer we ons toeleggen op de levensheiliging en we bemerken dat we (een klein beetje) daarin gevorderd zijn, bestaat het gevaar dat we gaan denken dat we op grond van onze goede werken God aangenaam zijn en dus de hemel (een beetje) verdienen. Maar de heilige God heeft een afkeer van alle hoogmoed. Hij weerstaat de hovaardigen en geeft alleen de nederigen Zijn genade (1 Petrus 5:5).
Wij zijn en blijven God enkel aangenaam door Jezus Christus. Zijn welbehagen rust uitsluitend op ons, omdat Hij ons aanziet in Christus, dus nooit op grond van iets in ons; dus ook niet op grond van onze vordering in de levensheiliging. Want ook bij onze beste werken trilt altijd nog iets mee van ons zondige 'ik'. En God kan Zich alleen maar verheugen in het volmaakte, dus enkel in het werk van Zijn Zoon.
Maar we worden dan ook bewaard voor moedeloosheid. Wanneer we telkens bemerken dat 'de oude mens' nog steeds springlevend is in ons, wanneer we ons weer kwaad hebben gemaakt enzovoort, heb je de neiging om bij de pakken neer te gaan zitten. Maar dan is het van zo groot belang dat we terugvallen op die grondboodschap van het Evangelie: de vergeving van onze zonde enkel door genade, enkel door geloof. Daaruit putten we dan de moed en de vreugde om toch telkens weer onze levensheiliging ter hand te nemen.

ZONDAAR TOT DE DOOD?
Men kan ook op een andere manier de levensheiliging losmaken van de rechtvaardigmaking. Dan gaat men zijn zondig leven goedpraten met dooddoeners zoals: "We zijn en blijven zondaars; de volmaaktheid bereiken we toch niet; we moeten oppassen voor werkheiligheid; als we eenmaal tot geloof zijn gekomen, mogen we er zeker van zijn dat onze zonden vergeven zijn."
Iemand die zo redeneert, kan onmogelijk leven in de voortdurende innige gemeenschap met Christus. Hij moet zich dan ook afvragen: Heb ik wel een levend geloof? Jacobus waarschuwt immers hen die zich wijsmaken dat ze gerechtvaardigd zijn zonder dat die rechtvaardiging uitbloeit in goede werken. Hij zegt dat dit een dood geloof is en dat we door zo'n dood geloof niet de vergeving van onze zonden ontvangen.
Als je ziet dat Jezus de zonde zozeer gehaat heeft dat Hij ze met Zijn eigen bloed heeft willen wegwissen, kun je nooit tegen Hem zeggen: "Dat is prachtig wat U voor mij hebt gedaan en ik ben U er ook heel dankbaar voor, maar ik wil beste maatjes zijn met de zonde. Ik verafschuw mijn zondige gewoonten helemaal niet; integendeel, ik koester ze." Dat is een psychologische onmogelijkheid.

GEEF DE HEILIGE GEEST NIET DE SCHULD!
Opwekkingen zijn herhaaldelijk voorgekomen in de kerkgeschiedenis en ze hebben ook nu nog plaats. Helaas niet in Nederland. Waarom niet?
Sommigen hebben meteen een antwoord op die vraag. "Dat komt, omdat een opwekking het werk van de Heilige Geest is, die blijkbaar aan Nederland voorbijgaat." Dat is een heerlijk, maar beslist onbijbels slaapmiddel. Want op deze manier geven we, onder vrome voorwendsels, de Heilige Geest de schuld van ons ingezonken, wereld-gelijkvormige leven.
De leer van Gods uitverkiezende genade is een zeer troostvol gegeven, maar ze mag daarom nooit misbruikt worden om er ons eigen zondige leven mee goed te praten.

BLUS DE GEEST NIET UIT!
Anderen maken het nog bonter. Ze maken uit de Bijbel op dat we in de laatste dagen leven (daar hebben ze gelijk in). Maar ze trekken daaruit de onjuiste conclusie dat er dus geen opwekking kan komen, want dat staat zo in de Bijbel. En dus dommelen ze verder voort in hun zelfvoldane leventje vol egoïsme. Ze beschuldigen zelfs hen die bidden om en streven naar een opwekking, van hoogmoed!
Als ik zo iets hoor of lees, kan mij dat erg pijn doen en diep bedroeven. Dan zou ik deze broeders en zusters willen vragen: "Is het dan geen arrogantie, wanneer u meent op grond van door u verklaarde bijbelteksten God zozeer in de kaartte hebben gekeken, dat u precies weet wat Hij wel of niet gaat doen? En heeft de Here u de opdracht gegeven om minachtend te spreken of te schrijven over gelovigen die uw mening niet kunnen onderschrijven? Bent u nooit bang dat u met dergelijke redeneringen de Heilige Geest uitblust" (1 Thess. 5:19)?

DE LEVENDE CHRISTUS
Het is een enorm voorrecht, wanneer het je geschonken is om een opwekking van nabij mee te maken. Ik heb die begenadiging mogen ervaren ongeveer 25 jaar geleden bij de opwekking in Canada en bij Evangelisch Ontwaken in Nederland.
Het was toen alsof de Here Jezus Zich levend aan ons vertoonde. Dat had tot gevolg dat we heel duidelijk ons eigen zondige falen zagen in het licht van Zijn grote liefde. We werden er klein onder. Je móést toen wel breken met zonden, die je een vaste plaats had gegeven in je leven. Bij mij gebeurde dat vooral doordat de Here mij liet zien dat ik vaak liefdeloos en hard was geweest. Daardoor had ik broeders gekwetst en van mij verwijderd. Ik móést dat met hen in orde maken. Ik heb meerderen toen om vergeving gevraagd. Bijna allen reikten mij meteen de verzoenende hand. Een enkele reageerde niet. Jammer.

WERP UW VERMEENDE KRONEN NEER
Hoe is het mogelijk dat gelovigen kunnen volharden in wrok of misschien zelfs haat tegenover iemand die hen ooit beledigd heeft of hen onrecht heeft aangedaan? Dat kan alleen zolang ze niet van nabij de ootmoed, de zachtmoedigheid, het geduld en de dienende liefde van Christus hebben aanschouwd. Maar wanneer de Here Jezus Zich heel innig aan jou kenbaar maakt, en dat gebeurt in een opwekking, dan kun je het op den duur niet uithouden bij die zondige levenshouding. Dan móét je wel naar die broeder gaan en hem zeggen: Ik vergeef je van harte; vergeef ook mij die zure, bittere gevoelens die ik jarenlang tegenover jou gekoesterd heb. Is dat ook niet de oorzaak van zoveel onverkwikkelijke toestanden in de kerken van Nederland? Men wil alleen maar eigen gelijk bewijzen tegenover de anderen en schrikt er dan soms niet voor terug om die ander volkomen verkeerd weer te geven. Wat een verdachtmakingen ontsieren niet onze kerkelijke pers!
Laten we toch van onze hoge persoonlijke en kerkelijke tronen afdalen. Laten we onze vermeende kronen neerwerpen voor Hem die op de troon is gezeten en Hem alle eer geven: "Gij, onze Here en God, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de macht" (Openb. 4:10,11).

BRAZILIË
Ik heb ook de opwekking in Zuid Amerika, met name in Brazilië, mee mogen maken. Die opwekking gaat nog altijd door. Onlangs las ik dat in Brazilië er elke dag gemiddeld 7000 tot persoonlijk geloof in Christus komen.
Brazilië is mijn geestelijke vaderland. Daar mocht ik in 1948 de Rots der eeuwen ontdekken, Jezus Christus, de vleesgeworden belofte van de liefde van God. Staande op die Rots en wandelende op die Weg ging de heilszekerheid als een warme stroom van de Heilige Geest door mij heen. Voorbij waren toen de infernale angsten die mij zovele jaren gekweld hadden.
Daar beleefde ik 'de wittebroodsweken' van mijn geloof. Daar wisten de leden van de Gemeente zich één in hun levende Hoofd. Daar was er de voortdurende "heerlijke en onuitsprekelijke vreugde in Christus" (1 Petr. 1:8). Daar was er de gemeenschap van de eenvoudige kinderen van God. Daar was de Gemeente een tempel van de Heilige Geest en waren de gemeenteleden de levende stenen die zich lieten gebruiken voor de bouw van dat geestelijke huis (1 Petr. 2:5).
Toen ik in 1949 in Nederland terugkwam, dacht ik dat iedere protestant uit diezelfde blijdschap zou leven. Maar wat viel dat tegen! Als ik tegen de eerste de beste protestant iets zei in deze geest: "Wat is het toch heerlijk om Christus te mogen kennen als onze enige en volkomen Zaligmaker", keken ze me verbaasd en soms verdwaasd aan. Dan las ik in hun ogen de vraag: "Waar heeft hij het over? Is hij niet goed snik? Zit er een steekje bij hem los?"Ik ontdekte, dat over het algemeen het Nederlandse protestantisme verkalkt is door (amateur)-theologische systemen. Men kent er nauwelijks de eenvoud van de kinderen van God. Alles moet zwaarwichtig worden voorgedragen en haarscherp worden geformuleerd. De verwondering over een God die ons tot de eeuwige dood zou moeten veroordelen, maar die in plaats daarvan ons Zijn Zoon heeft geschonken om ons 'om niet' het eeuwige leven deelachtig te doen worden, is soms ver zoek.
Onlangs moest ik voor universiteitsstudenten van Amsterdam spreken over levensheiliging. In de pauze had ik een gesprek met een theologiestudent. Ik vroeg hem: "Getuig jij ook van de heilsvreugde die je in Christus mag bezitten?" Hij antwoordde: "In mijn kringen mag alleen iemand die zeventig is of ouder zoals u, daar vrijmoedig van getuigen, maar op mijn leeftijd mag dat niet." Aan het begin van de daarop volgende gedachtenwisseling stelde ik deze vraag: "Weet u dat in Lukas 32:7 staat dat je alleen als je 70 bent of ouder, mag getuigen dat je zeker bent van de belofte van God in Christus? En dat Paulus datzelfde zegt in Rom 27:9?" Ze begrepen het. Ze antwoordden op die vraag met een instemmend gelach.

Nederland, Nederland, ook kerkelijk Nederland, "indien gij u niet verandert en wordt gelijk de kinderkens, zo zult gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins ingaan" (Mat. 18:3).

H.J. Hegger