Schatgraven in de Bijbel (A) Het Koninkrijk der hemelen

Gert van de Weerd • 82 - 2006/07 • Uitgave: 23
Schatgraven in de Bijbel

Antwoorden op vragen over ‘De Profeet Ezechiël’

Deel A: Het koninkrijk der hemelen




Naar aanleiding van de serie artikelen over Ezechiël bleek, dat sommige lezers niet duidelijk is wat het verschil is tussen het Messiaanse Rijk en het koninkrijk der hemelen. In dit artikel gaan we daar dieper op in.



Er is een opvallend onderscheid tussen de koninkrijksgedachte van het Oude Testament en die van het Nieuwe Testament. De eerste is overduidelijk een aards koninkrijk, de tweede een hemels. Van beide koninkrijken is Jezus Christus de geprofeteerde Heer en Koning. Echter, Hij is tot nog toe alleen Heer van de Gemeente geworden. Daaruit valt de logische conclusie te trekken dat Zijn aardse koningschap een nog onvervulde profetie is. De christenheid is onmiskenbaar verdeeld over deze zaak. Velen denken dat ook het Oude Testament over een hemels koninkrijk spreekt, hoewel in aardse nationale termen, zoals men dat gewoonlijk omschrijft. Als ‘bewijs’ voert men dan uitspraken van Jezus Christus zelf aan, die dit zouden staven. Anderen zien wel twee koninkrijken en daar voegt de auteur zich bij. Ter onderbouwing van dit standpunt daarom een kort overzicht van teksten die daarop betrekking hebben. Die vinden we vooral in het Evangelie naar Matteüs.



Het Koninkrijk in Matteüs

Deze evangelist schreef zijn boek primair voor de joden. De lijn van zijn boodschap is dat de komst van de Messias vele profetieën vervulde en al lang geleden voorzegd was. Ook toont hij aan dat Jezus Christus een afstammeling van koning David is. Wanneer we het evangelie naar Matteüs zorgvuldig lezen, dan vinden we nog veel meer gegevens, ook over het komende koninkrijk. Terecht zei een bekende theoloog daarover: “Vanuit het standpunt van een studie van het Koninkrijk is er waarschijnlijk geen boek met betrekking tot de gehele openbaring van God dat van meer belang en meer doorslaggevend is, dan het evangelie van Matteüs.”



Een bekende boodschap

De boodschap van Johannes de Doper en van Jezus Christus waren gelijk. Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen; Matteüs 3:1 en 4:17. Nu zou je mogen verwachten, dat zij dit begrip vervolgens aan hun toehoorders uitleggen. Maar dat gebeurt niet, want dat was helemaal niet nodig! Daarover hadden de profeten van het Oude Testament veelvuldig gesproken. Dat was het voorzegde herstel van het glorieuze rijk van Salomo, echter nog beter en heiliger. Dat was een theocratie, het Messiaanse Rijk. Elke rechtgeaarde jood keek daar naar uit. Deze boodschap was dus algemeen bekend en betrof een aards koninkrijk. En nooit werd dat tegengesproken!



Een aards koninkrijk met hemelse trekken

De woorden malkhuth shamayim hebben de strekking van ‘de wet des hemels op aarde’, zoals in Daniël 4:32. Zo vinden we het ook uitgelegd in vrijwel alle rabbinale lectuur over dit onderwerp. Het is dus geen koninkrijk dat gesitueerd is in de hemel, maar een aards koninkrijk met hemelse trekken. Daarom wordt het na Pinksteren ook niet meer aangeboden, want dan is het evangelie geconcentreerd op een koninkrijk dat niet van deze wereld is (Johannes 18:36). Dat is een geestelijk koninkrijk.



De koninklijke claims van Jezus Christus zijn alle verweven met het Oude Testament. Dus de algemene opvatting was, zowel onder gelovige joden als onder de discipelen, dat er een aards koninkrijk op handen was. Nooit spraken Johannes de Doper of Jezus Christus dit tegen. Integendeel, toen Jezus Christus zijn intocht hield in Jeruzalem, koos hij een jonge ezel, zoals in Zacharia 9:9-10 voorzegd was. En elke schriftgetrouwe jood wist dat dit het voorspel was op de komst van het koninkrijk Gods. En tevens dat Jezus Christus aldus claimde de beloofde Messias te zijn die, volgens de profeten, koning zou worden in Jeruzalem.

Als Jezus Christus zijn Bergrede houdt (Matteüs 5), dan spreekt hij niet zomaar over een aantal leefregels, maar biedt hij Zijn volk het Messiaanse koninkrijk aan, met zijn grondwet! Er wordt daarom geen boodschap van toekomstige zegeningen bij dat onderricht gegeven. Hier weerklinkt de wet van Mozes in de hoogste graad; voor het ‘hier en nu’ van dat moment! De boodschap was daarom exclusief aan Gods volk gericht. En om die reden werden er geen evangelisten uitgestuurd naar de heidenen (Matteüs 10:5-6), dat gebeurde pas later. Nooit corrigeerde Jezus zijn discipelen en de Farizeeën op dat punt. Waarom niet? Omdat hij een aards koninkrijk verkondigde, evenals de profeten vóór Hem hadden gedaan. Pas na de gevangenneming van Johannes de Doper verschenen er wolken aan de horizon van het toekomstige, aardse koninkrijk. De heraut was niet begrepen en zijn boodschap niet aanvaard. En Jezus reageerde daarop met het uitspreken van vervloekingen (Matteüs 11:16-24).



De boodschap van Jezus verandert

Daarna veranderde de boodschap van Jezus en werd het in toenemende mate een individuele oproep aan verdrukten (Matt. 11:28-29), die verlossing, rust en vrede geboden wordt na hun aardse leven, echter geen aards koninkrijk. In Matteüs 12:40 spreekt Jezus voor de eerste maal over zijn dood en weer spreekt hij een vervloeking uit (Matt. 12:41-45), waar Hij in harde bewoordingen het dan levende geslacht veroordeelt. En in Matteüs 12:46-50 verandert de boodschap nogmaals. Nu is echter van een aardse relatie geen sprake meer, maar wordt de hemelse gepropageerd. De koning was afgewezen! Ook verandert zijn houding ten opzichte van de leiders van de joden. In Matteüs 12:1-8 wijst Hij hen nog liefdevol terecht, in Matteüs 15:1-9 echter, spreekt Hij een snoeiharde veroordeling over hen uit en breekt in feite aldus met hen. Voor het eerst komt er nu ook ruimte voor de heidenen (niet-joden), Matteüs 15:21-28.



De Gemeente van Christus

Pas in Matteüs 16:18, als duidelijk is dat de Messias door Zijn eigen volk verworpen is, spreekt Jezus over een toekomstige gemeente. Een nieuw fenomeen, dat volgens Paulus (Romeinen 16:25-26), eeuwenlang verzwegen was geweest. Hij noemt het daarom een geheimenis (Efeziërs 3:1-12). Daarmee kwam er een derde soort mensen in de wereld (1 Korintiërs 10:32). Waren er, vanuit Bijbels standpunt, eerst slechts joden en heidenen (niet-joden), nu was daar de Gemeente van Christus bijgekomen; een nieuwe tak aan de boom van het heil (Romeinen 11:17-24).



Worden maar weinigen uitverkoren?

De breuk tussen Jezus Christus en Zijn volk (Juda; de joden), wordt heel duidelijk geschilderd in Matteüs 22:1-14. Dat is de gelijkenis van het koninklijke bruiloftsmaal. De koning is God zelf. Zijn zoon is Jezus Christus en de genodigden zijn het volk Israël. Helaas blijven de genodigden weg. Daarop verzamelt God mensen van de kruispunten der wegen en allen 1) die daar passeren worden uitgenodigd. Dat zijn de heidenen, de niet-joden.


1) Dat zijn zij die in aanraking komen met het evangelie. Passanten dus, precies zoals de tekst in Matteüs dat beschrijft.


De tekst zegt zelfs dat zowel slechten als goeden worden uitgenodigd tot de bruiloft (vers 10). Pas op de bruiloftsdag (die tevens de oordeelsdag is) worden de goeden van de slechten gescheiden. Dus de roep tot bekering geldt van die tijd af voor iedereen! De perikoop eindigt veelbetekenend; Matteüs 22:14 Want velen 2) zijn geroepen, maar weinigen 3) uitverkoren.


2) Dat zijn alle Israëlieten.

3) Het woord weinigen slaat niet op uitverkorenen in het algemeen, alsof er maar een enkeling tot zaligheid zou kunnen komen. Het ziet op het beperkte aantal uit de joden die Jezus Christus als hun Zaligmaker aannamen.




Het Messiaanse Rijk uitgesteld

Het Godsrijk moest worden uitgesteld. De heilsbeloften werden niet ongedaan gemaakt. Ze bleven geldig, echter de vervulling verschoof naar de verre toekomst. In de gelijkenissen daarna spreekt de Heer Jezus exclusief tot zijn discipelen en door hen heen, tot de latere Gemeente van Christus. En als zijn discipelen hem vragen waarom dan die boodschap alleen tot hen gericht wordt, dan antwoordt Hij (Matt. 13:11):

Omdat het u gegeven is de geheimen van het koninkrijk te weten, maar aan hen is het niet gegeven.

Het aardse koninkrijk der hemelen was niet geheim; het Oude Testament staat er vol van. Het hemelse koninkrijk wel. Dat behoorde de Gemeente van Christus toe! Dat is een Wonder-Samenleving. Zij die daarbuiten staan zullen dat ook nooit ten volle begrijpen.



Exclusief voor de Gemeente van Christus

Het aanbod van het koninkrijk blijkt nu beperkt te zijn tot de volgelingen van Jezus Christus en wordt niet meer aan Israël gedaan, als enige uitverkoren natie. Helder blijkt de verandering in de status van het joodse volk uit de woorden die Jezus tot Pilatus spreekt (Johannes 18:36): Jezus antwoordde: Mijn koninkrijk is niet van deze wereld; indien mijn koninkrijk van deze wereld geweest was 1), zouden mijn dienaars 2) gestreden hebben, opdat ik niet aan de Joden 3) zou worden overgeleverd; nu echter 4) is mijn koninkrijk niet van hier.5)


1) Dat wil zeggen: indien men Jezus Christus als Messias aangenomen had,

2) dan was Hij wel koning over Israël geworden en dan zou men voor Hem tegen de Romeinen gestreden hebben.

3) Het Sanhedrin, de regering die het joodse volk vertegenwoordigde en Hem verwierp.

4) Het aanbod is veranderd.

5) Het is nu een geestelijk koninkrijk geworden, de Gemeente van Christus.




Een nieuwe boodschap: verlossing en genade

Het zal duidelijk zijn dat de Heer Jezus veel meer gezegd heeft dan de evangeliën ons berichten. Hij zal zeker het Messiaanse koninkrijk nog vele malen meer aangeboden hebben dan staat beschreven. Echter, toen de evangelisten hun herinneringen op schrift stelden, was de Gemeente van Christus al een feit en was men niet meer geconcentreerd op de koninkrijks-verkondiging. Toen ging het om de boodschap van verlossing en genade en het lijden en sterven van Christus, die dat mogelijk gemaakt hadden. Die eerste boodschap was ook niet meer zo relevant. Hadden de joden niet Mozes en de profeten (Luc. 16:31)? Dat was voldoende.



De belofte blijft staan!
Was de belofte betreffende het Messiaanse Rijk dan dood? Beslist niet. In Handelingen 1:6 komt de vraag over de komst van het aardse koninkrijk terug: Here, herstelt* Gij in deze tijd het koningschap voor Israël?

* Er staat apokathistaneis, dat betekent: herstellen, of restaureren in zijn oorspronkelijke staat.

Jezus’ antwoord is niet, dat zij een foute vraag hebben gesteld, maar dat het niet hun zaak is dit te weten (Hand. 2:7).



Geen domme vraag

Veel christenen zien in Handelingen 1:6 in feite een domme vraag staan. Maar dat kan niet zo zijn, want de evangelist Lucas, die zowel het Evangelie van Lucas als Handelingen schreef, doet daarover een belangrijke mededeling, Lucas 24:45 Toen opende Hij hun verstand, zodat zij de Schriften begrepen. Voorgaande tekst leert ons dat de discipelen, kort voordat ze de zogenaamde ‘domme vraag’ stelden, inzicht in de Schriften ontvingen. Daarmee is het hoogst onwaarschijnlijk geworden dat de vraag, die zij kort daarna stelden, een domme vraag was. Zij vroegen zich niet af óf, want daar twijfelden zij niet aan, maar wanneer het aardse koninkrijk zou komen!

Voorgaand standpunt wordt bevestigd door Handelingen 1:7b, waar staat: Hij zeide tot hen: Het is niet uw zaak de tijden en gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan zich gehouden heeft. En Matteüs 24:36 Doch van die dag en van die ure weet niemand, ook de engelen der hemelen niet, ook de Zoon niet, maar de Vader alleen.



Jezus corrigeerde zijn discipelen niet

De dag en de ure komen, dat staat vast. De wetenschap wanneer blijkt echter een ieder onthouden te worden. Zelfs aan Jezus Christus! Alleen de Vader, dus God zelf, weet daarvan. Kort daarna vaart de Heer Jezus ten hemel. Hij corrigeerde zijn discipelen niet, wat Hij zeker gedaan zou hebben indien de vraag onjuist was geweest.



Gert. A. van de Weerd



De teksten komen uit de NBG-vertaling. Wilt u reageren? Dat kan via email: vdweerd@xs4all.nl, of per brief: G. A. van de Weerd, Noorderkroon 51, 3902 VB Veenendaal, of via Het Zoeklicht.