Spreuken 6:16-20 (IV)

Els ter Welle • 85 - 2009 • Uitgave: 14/15
‘Deze zes dingen haat de Here, ja, zeven zijn Hem een hartgrondige gruwel: hoogmoedige ogen, een valse tong, handen die onschuldig bloed vergieten, een hart dat heilloze plannen smeedt, voeten die zich haasten om naar het kwade te snellen, wie leugens uitblaast als een vals getuige en wie twist stookt tussen broeders.’
Spreuken 6:16-20


Dit Schriftgedeelte zegt dat de Here zes dingen haat, ja zeven. Eén ervan is liegen. In Spreuken is het een ernstige vorm van dwaasheid. ‘Leugenlippen zijn de Here een gruwel’ (Spr. 12:22), ‘Beter een arme dan een leugenachtige man’ (Spr. 19:22b). Integriteit staat in Spreuken en in heel de Bijbel hoog in het vaandel. En ook in mijn ouderlijk huis. Het is mijn vader en moeder gelukt om op mij over te dragen dat liegen heel erg is. Voor hen was er niets heiliger dan de waarheid. Waarom is het toch zo belangrijk om de waarheid te spreken?

Bedrog en leugen zijn een zware aanval op elke intermenselijke relatie. Als je elkaar niet kunt vertrouwen, valt een vriendschap, een huwelijk, een gezin en een familie uit elkaar. Maar dat geldt ook voor grotere verbanden. Onbetrouwbaarheid plaatst de hele samenleving op drijfzand.
En nu moet u niet denken dat u de dans wel ontspringt. In de Romeinenbrief staat dat alle mensen leugenachtig zijn. Zelfs grote Godsmannen in de Bijbel logen. Abraham vertelde dat Sara zijn zuster was om zo zijn leven te sparen. Jakob gaf zich voor zijn broer uit om de zegen van zijn vader te ontvangen. En Petrus zei dat hij de Here Jezus niet kende uit angst. Alleen God is waarachtig. Hij kan niet liegen. Hij is door en door, geheel en al waar. In het licht van Zijn waarheid valt ieder mens door de mand als een leugenaar. Er is niemand die rechtvaardig is, zelfs niet één. Die waarheid moet eerst tot ons doordringen, willen we van de zonde van de leugen bevrijd worden. We hebben Jezus nodig! Hij wil en kan ons ervan verlossen. Dat is het goede nieuws!
Als we echter willens en wetens in de leugen blijven leven, ofwel vrome woorden hebben maar er niet naar leven, heeft dat desastreuze gevolgen voor de eeuwigheid. Openbaring 21:8 zegt dat een leugenaar geen toegang krijgt tot het eeuwige leven. Dat is zeer ernstig.

Hoe goed ik ook opgevoed ben in dit opzicht, ik merk dat het niet vanzelf gaat om voor de waarheid te gaan. Ik moet er steeds weer voor kiezen om de satan, die de vader van de leugen is (Joh. 8:44), te weerstaan. Als hij aan mijn deur aanklopt, vraag ik Jezus om open te doen.

Els ter Welle